Tuccori et al. bekeken in een groot cohortonderzoek, met in totaal 689.616 persoonsjaren van type-2-diabespatiënten die orale antidiabetica gebruikten, wat de incidentie was van blaaskanker bij patiënten die pioglitazone gebruikten ten opzichte van de patiënten die andere middelen gebruikten. In dit cohort kregen 622 patiënten de diagnose blaaskanker. In de pioglitazonegroep was de incidentie 121 per 100.000 persoonsjaren ten opzichte van 88,9 in de controlegroep (HR 1,63; 95%-BI 1,22 tot 2,19).
In een verdere analyse werd aangetoond dat het risico op blaaskanker veranderde naarmate de latentietijd aangepast werd. Daarmee wordt het effect gesimuleerd dat een medicijn langer gebruikt moet worden om een bepaalde bijwerking te veroorzaken. Wanneer er geen latentietijd werd ingesteld, nam het risico af naar 1,49 (95%-BI 1,13 tot 1,97). Als de patiënt het middel echter twee jaar lang gebruikte, nam het risico weer toe: 1,73 (95%-BI 1,26 tot 2,39). De auteurs hebben ook gekeken naar het risico van rosiglitazone, een ander thiazolidinedione. Bij dit middel was er geen significant risico (HR 1,10; 95%-BI 0,8 tot 1,43).
Eerdere onderzoeken toonden een mogelijke relatie tussen pioglitazone en het ontwikkelen van blaaskanker aan. Tegelijkertijd zijn er ook andere, soms grotere, onderzoeken die dit verband niet terugvonden. Uniek aan dit onderzoek is de eerstelijnspopulatie. Daarnaast is er een robuuste analyse gebruikt. Het blijft onduidelijk door welk biologisch mechanisme pioglitazone mogelijk blaaskanker veroorzaakt.
Jurgen Damen