De helft tot driekwart van alle Nederlanders heeft minstens eenmaal een OMA gehad, meestal op jonge leeftijd. Het beloop is vaak gunstig, 80% geneest spontaan na een dag of drie. De kans op recidief is groter bij een infectie vóór het eerste levensjaar. De auteurs van de review concluderen dat na vaccinatie de incidentie van OMA met 4% en het antibioticagebruik met 11% daalt.
Het is plausibel dat het voorkómen van influenza ook OMA voorkomt, maar zelfs dan is het effect van deze interventie met 4% absolute risicoreductie enorm. Bijna te goed om waar te zijn, denk ik. Rekent u even met mij mee? De incidentie van influenza in de huisartsenpraktijk is 17 per 1000 personen per jaar met een spreiding van 9 tot 28. Er is een piekincidentie in de leeftijd van 0 tot 5 jaar en laten we ervan uitgaan dat 28 op de 1000 0 tot 5-jarigen elk jaar influenza krijgen. Stel dat ál deze influenza-infecties leiden tot een OMA. In dat geval zouden we met een 100% effectief vaccin dus 2,8% minder OMA’s krijgen. Met dit extreem optimistische rekenvoorbeeld kom ik uit op een maximaal effect van 2,8%, wat aanzienlijk minder is dan de gevonden 4%. Een opmerkelijk verschil. Is de verklaring dat een (subklinische) influenza-infectie de gevoeligheid voor een bacteriële invasie bevordert? Of dat kinderen in onderzoeksgroepen onder een vergrootglas liggen en dat hiermee de incidentie stijgt? Of komt influenza in werkelijkheid vaker voor dan we denken?
Behalve de incidentie daalt ook het antibioticagebruik (11%). Nederlandse huisartsen schrijven bij 50% van de kinderen met een OMA een antibioticum voor. Dat lijkt veel, maar in vergelijking met België (85%) en Frankrijk (> 90%) is dit relatief weinig. Het effect van het vaccineren op voorschrijfgedrag zal in die landen daarom ook groter zijn. Een andere mogelijke verklaring is dat de definitie van de diagnose OMA tussen de onderzoeken varieerde. Hierdoor zou het kunnen zijn dat er antibiotica is voorgeschreven terwijl er eigenlijk geen sprake was van een OMA.
Op de keper beschouwd geeft griepvaccinatie een verrassend gunstig effect op het voorkómen van OMA. Het valt dus ook niet uit te sluiten dat er nog gunstige effecten zijn voor andere (luchtweg)infecties. Verder is in deze review niet gekeken naar kinderen met risicofactoren voor complicaties bij wie mogelijk het effect nog groter zal zijn.
Moeten we de griepprik dan maar voor alle kinderen invoeren in het rijksvaccinatieprogramma? Dat voert misschien wat ver, want naast de genoemde onzekerheid over het effect op antibioticagebruik weegt het mogelijk ook niet op tegen het mogelijke risico op zeldzame en gevaarlijke bijwerkingen van het vaccin. Iets wat zeker helder moet zijn voordat griepvaccinatie in het rijksvaccinatieprogramma komt.