Rokers met COPD die willen stoppen moeten ondersteund worden met intensieve gedragstherapie, meestal in combinatie met farmacotherapie. Huisartsen zouden zelf hierover het gesprek moeten aangaan gezien het belang en de intensiteit ervan. Dit is de conclusie uit een Cochrane-review over het effect van gedragsmatig en/of farmacologisch stoppen met roken-interventies bij mensen met COPD. De conclusie komt overeen met het advies van de NHG-Standaard Stoppen met roken.
De auteurs includeerden voor de review alleen gerandomiseerde onderzoeken met minstens zes maanden follow-up. Er bleven na selectie door twee verschillende auteurs zestien onderzoeken over (n = 13.123; 53 tot 5887 deelnemers per onderzoek), die gedragsmatige of farmacologische interventies vergeleken met placebo of met elkaar. Een onderverdeling naar kwaliteit volgens de GRADE-criteria volgde. Twee onderzoeken waren van hoge kwaliteit en lieten zien dat de kans om te stoppen met roken significant toeneemt ten opzichte van placebo bij het gebruik van varenicline (relatief risico om te stoppen (RR) = 3,34; 95%-BI 1,88 tot 5,92) en nicotine sublinguaal (RR 2,60; 95%-BI 1,29 tot 5,34).
Daarnaast konden de auteurs de gegevens van vier onderzoeken van hoge kwaliteit naar farmacotherapie samenvoegen in een meta-analyse. De meta-analyse wees uit dat ‘farmacotherapie met intensieve gedragstherapie’ versus ‘placebo met intensieve gedragstherapie’ de kans om te stoppen met roken significant deed toenemen (RR 2,53; 95%-BI 1,83 tot 3,50). Onderzoeken naar overige vergelijkingen waren van matige tot lage kwaliteit en leverden op dat intensieve gedragstherapie beter lijkt dan ‘gebruikelijke zorg’ (RR 25,38; 95%-BI 8,03 tot 80,22) en ook dan niet-intensieve gedragstherapie (RR 2,18; 95%-BI 1,05 tot 4,49).
De meeste onderzoeken waren van matige tot lage kwaliteit en behoorlijk verschillend van opzet. Hierdoor konden de gegevens vaak niet samengevoegd worden en werd de review meer een opsomming van individuele onderzoeken.
Ziekteprogressie voorkomen
De NHG-Standaard Stoppen met roken uit 2011 adviseert om bij rokers die gemotiveerd zijn om te stoppen een intensieve gedragstherapie in te zetten. Eventueel kan een farmacologische therapie dit aanvullen bij mensen die tien sigaretten of meer per dag roken. Dit algemene advies geldt voor iedere roker. De auteurs van deze Cochrane-review geven aan dat bij rokers met COPD mogelijk een ander advies moet gelden, omdat blijkt dat zij ten opzichte van de algemene populatie rokers meer packyears hebben gerookt, verslaafder zijn en minder vertrouwen hebben echt te kunnen stoppen. Dit terwijl juist bij rokers met COPD stoppen met roken veruit de effectiefste interventie is om ziekteprogressie te voorkomen.
De auteurs verrichtten een uitgebreide en zorgvuldige analyse en door te werken met niveaus van bewijs geven zij duidelijk aan hoe betrouwbaar de resultaten zijn.
Verschillen in bijwerkingen
Naast de genoemde beperkingen, is de grootste beperking van deze review dat de auteurs alleen de effectiviteit vergeleken, maar niet keken naar verschillen in bijwerkingen. De ernst hiervan is echter mede bepalend voor de (geneesmiddel)keuze, zeker als middelen qua effectiviteit vergelijkbaar zijn. Het advies vanuit ander onderzoek is bij inzet van farmacotherapie vanwege het bijwerkingenprofiel te starten met nicotinevervangende middelen. Alleen als dit onvoldoende werkt stap je over op nortriptyline, bupropion of varenicline.
De conclusies van de review komen grotendeels overeen met de adviezen uit de NHG-Standaard. Er is dus geen reden om deze aanbevelingen aan te passen in de subgroep van mensen met COPD die roken. Ook mensen met COPD die willen stoppen met roken moeten ondersteund worden met intensieve gedragstherapie, meestal in combinatie met een vorm van farmacotherapie volgens bovenstaand schema.