H&W maakt gebruik van functionele cookies die strikt noodzakelijk zijn voor de werking van de website en analytische cookies om inzicht te krijgen in de werking en effectiviteit van de website.
H&W maakt gebruik van functionele cookies die strikt noodzakelijk zijn voor de werking van de website. We gebruiken analytische cookies om de website te verbeteren. Tevens gebruiken we cookies voor advertenties. U kunt hieronder aangeven welke cookies u toestaat. We gebruiken de volgende cookies:
Door in te loggen op HAweb krijgt u toegang tot de artikelen op HenW.org.
Beste abonnee, je hebt toegang tot HenW.org door in te loggen met je HAwebSSO-account. Onlangs heb je mail van ons ontvangen hoe je dit account kunt activeren. Hulp nodig bij het aanmaken van een nieuwe inlog? Heb je vragen? Neem dan contact op met onze supportteam via contactcentrum@nhg.org.
Huisartsen gaan voorzichtig te werk bij patiënten met pijn op de borst. Dit blijkt enerzijds uit het relatief lage aantal patiënten met een daadwerkelijk levensbedreigende aandoening dat wordt gemist en anderzijds uit het groot aantal verwijzingen en onderzoeken.
In 118 Belgische en Nederlandse huisartsenpraktijken verzamelden onderzoekers gedurende twee maanden gegevens over patiënten die zich presenteerden met pijn op de borst. Dertig dagen later gingen zij bij alle patiënten na wat de uiteindelijke diagnose was en welke interventies hadden plaatsgevonden. De onderzoekers includeerden in totaal ruim 280 patiënten, ongeveer 1% van alle contacten in die periode tijdens kantooruren. Bij deze patiënten dachten de huisartsen bij 38% in eerste instantie aan een acuut coronair syndroom (ACS). Zij verwezen 40% van alle gevallen naar de tweede lijn. Het aantal verwijzingen in België was 30% hoger dan in Nederland (p < 0,001). Huisartsen en specialisten voerden 512 aanvullende diagnostische tests uit. Uiteindelijk bleek in 33% van de gevallen de klachten door spierpijnen veroorzaakt te worden, de diagnose ACS werd in 8% van de gevallen gesteld. In ruim 40% van de gevallen kwamen de initiële en uiteindelijke diagnose met elkaar overeen en in minder dan 1% werd een ernstige diagnose gemist.
De door de huisartsen gebruikte selectiemethode blijkt uitermate sensitief met een laag aantal foutnegatieven. Gezien het grote verschil tussen de initiële en uiteindelijke diagnose en de forse verschillen tussen de Belgische en Nederlandse verwijspercentages, is er echter mogelijk sprake van overdiagnostiek. Of een rationelere diagnostiek ook zal leiden tot behoud van de kwalitatief hoge zorg is uit dit onderzoek niet af te leiden. Daarom blijft vooralsnog het devies bij pijn op de borst: better safe than sorry.