Een internationale groep onderzoekers, waaronder Nederlandse, onderzocht bij 737 patiënten met subklinische hypothyreoïdie of suppletie effect had op symptomen van hypothyreoïdie. De gemiddelde leeftijd van de patiënten was 74 jaar. De onderzoekers definieerden hypothyreoïdie als een verhoogde TSH-waarde (4,60 tot 19,99 mU/l) en een normaal vrij T4. Patiënten die reeds suppletie kregen, werden uitgesloten van het onderzoek.
De deelnemers kregen ofwel suppletie met een startdosering van 50 microgram levothyroxine per dag, dat werd opgehoogd tot een TSH van 0,40 tot 4,59 mU/l bereikt was, ofwel placebo. Na 12 maanden was de TSH-waarde in de suppletiegroep gemiddeld 1,92 mU/l lager dan in de placebogroep. Er was echter geen verschil in de hypothyreoïdiesymptoomscore (verschil 0,0; 95%-BI –2,0 tot 2,1) of moeheidsscore (verschil 0,4; 95%-BI –2,1 tot 2,9). Ook bij patiënten met een hoog TSH (> 7 mU/l) voor de start van de suppletie was er geen effect op de symptomen. Er was evenmin verschil in bijwerkingen of in het optreden van hart- en vaatziekten tussen de groepen.
Dit onderzoek maakt duidelijk dat suppletie met levothyroxine bij ouderen met subklinische hypothyreoïdie niet beter werkt dan placebo om symptomen te verlichten. De huidige NHG-Standaard Schildklieraandoeningen beveelt aan om subklinische hypothyreoïdie in principe niet te behandelen. Alleen bij persisterende klachten en een TSH hoger dan 6 mU/l kan de huisarts een proefbehandeling overwegen. Dit onderzoek laat zien dat deze aanbeveling terecht zeer terughoudend is en misschien nog terughoudender kan.
Tobias Bonten