De onderzoekers includeerden 20 systematische literatuuronderzoeken met in totaal 240 onderzoeken en 627.073 patiënten. In sommige onderzoeken werden ook patiënten meegenomen met een voorgeschiedenis van kanker of bij wie artsen een sterk vermoeden hadden van kanker. Er was geen systematisch literatuuronderzoek beschikbaar waarin het aantal toevalsbevindingen bij röntgenfoto’s of echografie werd beschreven.
De prevalentie van toevalsbevindingen was het hoogst bij een CT-thorax (45%; 95%-BI 36 tot 55), gevolgd door CT-abdomen/CT-colonoscopie (38%; 95%-BI 21 tot 57) en cardiale MRI (34%; 95%-BI 22 tot 46) [tabel]. De prevalentie van toevalsbevindingen was het laagst bij PET of PET/CT van het gehele lichaam (2%; 95%-BI 2 tot 4). Het percentage toevalsbevindingen dat maligne was, varieerde sterk per orgaan. Het hoogste percentage maligne toevalsbevindingen kwam voor bij de borsten (42%), schildklier (28%), eierstokken (28%) en nieren (25%). Het laagste percentage maligne toevalsbevindingen kwam voor bij de hersenen (0%), bijnier (0%) en speekselklier (5%). Er was geen systematisch literatuuroverzicht beschikbaar waarin het aantal toevalsbevindingen in de lever, alvleesklier, longen en milt afzonderlijk werd beschreven.
Dit onderzoek laat het grote risico zien op toevalsbevindingen bij moderne, beeldvormende diagnostiek. Het merendeel van deze toevalsbevindingen is benigne van aard, maar kan wel leiden tot angst, verminderde kwaliteit van leven, en verdere (invasieve) diagnostiek, behandeling, complicaties en kosten. Deze toevalsbevindingen kunnen meer schade opleveren dan gezondheidswinst. Conform de Eed van Hippocrates ‘Ik zal aan de patiënt geen schade doen’ moeten artsen zich bewust zijn van het risico en dit bespreken met hun patiënt voordat zij diagnostiek inzetten. Dit geldt des te meer bij counseling voor ‘preventieve diagnostiek’, zoals whole-body MRI/CT zonder indicatie.
Beeldvormende diagnostiek |
Orgaan met toevalsbevinding |
Prevalentie toevalsbevinding (%, 95%-BI) |
MRI wervelkolom |
Wervelkolom |
22 (19 tot 26) |
Cardiale MRI |
Ander dan hart |
34 (22 tot 46) |
CT thorax |
Thorax, abdomen, wervelkolom, hart |
45 (36 tot 55) |
CT coloscopie |
Ander dan colon |
38 (21 tot 57) |
MRI hersenen |
Hersenen |
22 (14 tot 31) |
Whole-body PET, PET/CT |
Schildklier, colon |
2 (1 tot 4) |
Orgaan met toevalsbevinding |
Proportie maligne toevalsbevindingen (%, 95%-BI) |
Bijnier |
0,0007 (0 tot 0,5) |
Eierstokken |
28 (11 tot 48) |
Hersenen |
0 (0 tot 0,0001) |
Borsten |
42 (31 tot 54) |
Ander dan colon |
14 (4 tot 28) |
Nieren |
25 (16 tot 34) |
Schildklier |
28 (20 tot 37) |
Colon |
17 (12 tot 21) |
Speekselklier |
5 (2 tot 10) |
Prostaat |
11 (1 tot 28) |
Literatuur
- O’Sullivan JW, et al. Prevalence and outcomes of incidental imaging findings: umbrella review. BMJ 2018;361:k2387.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.