Een patiënt komt nooit alleen, maar brengt ook altijd zijn of haar familie mee. Soms letterlijk, als een ander gezinslid plaatsneemt op de ‘bijrijdersstoel’. En anders bijna altijd figuurlijk, omdat familie en gezin hun weerslag hebben op ontstaan, beleving en beloop van de gepresenteerde klacht. Ik vertel u niets nieuws, toch?
Het gezin is bij uitstek de bron van aandoeningen met een genetische component, zoals u in deze H&W in meerdere artikelen kunt lezen. Maar gezinsgeneeskunde is natuurlijk meer dan DNA. Iedereen maakt deel uit van een familie, gezin of andere woonvorm, of is er tenminste in opgegroeid. En die opvoeding, leefstijl en gewoontes bepalen ook de omgang met gezondheid en ziekte. Context, wist u al.
Als huisarts stonden we altijd dicht bij het gezin, en gezinsgeneeskunde werd lange tijd beschouwd als de kern van ons vak. Dat is tegenwoordig wel anders. De spruitjeslucht rondom het klassieke kerngezin van vader, moeder en kinderen is (gelukkig) inmiddels wel opgetrokken; in onze praktijk zien we ook alleenstaande ouders, gescheiden mannen en vrouwen met ‘een tweede leg’, of een homostel met adoptiekinderen én een inwonende grootouder. Niets nieuws. Ook hoef ik het niet te hebben over dat kinderen niet meer dicht bij hun ouders wonen, dat woonverbanden niet altijd dezelfde huisarts hebben en dat verhuislustige patiënten vaak maar even in onze praktijk blijven. Oude koek.
Terecht dus dat artsen tegenwoordig worden opgeleid om zich primair te richten op de problemen van de individuele patiënt. Logisch ook dat onze ‘huisartsenfamilie’ in Woudschoten 2 jaar geleden koos voor de kernwaarde ‘persoonsgericht’ in plaats van ‘gezinsgericht’. In onze maatschappij van individualisering, eigen verantwoordelijkheid, vluchtige relaties en privacy verliest de gezinsgeneeskunde vanzelfsprekend haar relevantie.
Of toch niet? Inmiddels zijn de keerzijden van de ik-cultuur ons ook bekend. Te veel veronderstellen we dat we zelf de ontwikkelingen in ons leven kunnen bepalen en het leven in eigen hand hebben. Ook als het over gezondheid en ziekte gaat. Daarmee vergeten we dat we deel zijn (geweest) van een – vaak in alle opzichten heel bepalende – familie- en gezinsomgeving.
U, contextdokter, weet wel beter! Goed dus om uw consult ook deels te richten op de invloed van het gezin. Niet alleen met: ‘Komen hart- en vaatziekten in uw familie voor?’ Maar ook: ‘Hoe gaat het thuis?’ ‘Met wie heeft u overlegd, voordat u hier kwam, wat dachten ze?’ En: ‘Wat gaat u straks thuis vertellen over dit consult?’
Gezinsgericht, maar toch ook heel persoonlijk!
Reacties (2)
Geachte collega,
Dank voor uw reactie. Leuk te vernemen dat u het editorial met belangstelling heeft gelezen.
Blijkbaar wekt de zin 'De spruitjeslucht rondom het klassieke kerngezin van vader, moeder en kinderen is (gelukkig) wel opgetrokken' verwarring.
De zin is niet bedoeld als veroordeling van collega's die in de gezinsgeneeskunde actief waren. Het is mijn persoonlijke 'opluchting' over de maatschappelijke ontwikkeling dat de term 'gezin' niet langer alleen is voorbehouden aan het klassieke gezin van vader, moeder en kinderen. In een dergelijke beperking van het begrip gezin schuilt naar mijn mening juist een moreel oordeel dat geen recht doet aan andere gezinsvormen.
Overigens denk ik dat gezinsgeneeskunde (in de breedste zin van het woord!) nog steeds een belangrijk kenmerk is en zou moeten zijn van ons vak, zoals ook blijkt uit het vervolg en de afsluiting van mijn editorial.
Met vriendelijke groet,
Gijs Baaten
- Login om te reageren
Geachte collega, uw editorial in het februari-nummer heb ik met belangstelling gelezen (zoals dat heet). Ik struikelde even over de zin 'De spruitjeslucht rondom het klassieke kerngezin van vader, moeder en kinderen is (gelukkig) wel opgetrokken'. Wat bedoelt u met deze opmerking? Hing er naar uw mening altijd een spruitjeslucht rondom het klassieke gezin? Hoe hebt u dat vastgesteld?
Het klinkt als een moreel oordeel, zeker richting collega's die decennialang in de gezinsgeneeskunde actief waren, daar onderzoek naar deden en grondleggers zijn geweest van het vak huisartsgeneeskunde. Het kan zijn dat ik u verkeerd begrijp natuurlijk, bv dat u spruitjeslucht best lekker vindt maar ik vrees dat dit niet de bedoeling van uw opmerking is. Hoor graag van u.
Met vriendelijke groet,
Erik Stolper, huisartsonderzoeker, cf.stolper@maastrichtuniversity.nl
- Login om te reageren