Had Van Bergen zich als huisarts ook onderscheiden met de thema’s seksualiteit en soa als hij na zijn jaren als tropenarts niet in de Bijlmer, maar ergens in Groningen was beland? Ja, toch wel, stelt hij. ‘Vooral met patiënten praten over seksualiteit heeft altijd mijn interesse gehad. Ik vind het vreemd dat daar voor veel mensen een drempel zit, want seksualiteit is een essentieel onderdeel van het leven en het geeft zoveel ruimte als je er wel over spreekt.’ Van Bergen, bekend als programmaleider van Soa Aids Nederland en bijzonder hoogleraar hiv en soa in de eerste lijn: ‘Je kunt soa en aids heel microbiologisch benaderen, maar zonder praten over seksualiteit zijn zinnige diagnostiek, juiste therapie en betekenisvolle counseling onmogelijk.’
Zonder interesse voor mensen kun je geen goede huisarts zijn
Wie is Jan van Bergen?
Na zijn werk als tropenarts vestigde Van Bergen zich als huisarts in de Amsterdamse Bijlmer. Hij specialiseerde zich in onderzoek en onderwijs naar seksueel overdraagbare infecties, met name chlamydia en hiv. Dit leidde in 2012 tot zijn benoeming als bijzonder hoogleraar hiv en soa in de eerste lijn (AMC-UvA). Ook was hij programmaleider bij Soa Aids Nederland.
Tropenarts
Werken als tropenarts was een langgekoesterde wens. In eerste instantie kwam hij in Nicaragua terecht, in een oorlogsconflictgebied. Toen hij daarvan terugkwam naar Nederland en zijn huisartsopleiding voltooid had, kon hij praktijkhouder worden in een plattelandsgemeente, maar hij wilde terug. ‘Deze keer werd het Zambia,’ vertelt hij, ‘in de tijd waarin soa’s daar nog een veel groter probleem waren dan hiv. Soa’s vertegenwoordigden voor vrouwen toen, na moedersterfte, de belangrijkste ziektelast. Vrouwen die een soa opliepen, konden vaak niet eens bij een ziekenhuis komen. Dat de zorg daar slecht bereikbaar is, realiseerde ik me toen een patiënte in shock arriveerde en het dankzij een soeplepel, koffiefilter en wat flessen voor autotransfusie wel overleefde. Hoeveel patiënten halen het ziekenhuis niet op het Afrikaanse platteland?’
Cultuurverschillen
Na zijn tijd in Zambia volgde Van Bergen een master of public health in Londen, waar hij meer leerde over soa en hiv. Daarna keerde hij terug naar Nederland om zich als huisarts te vestigen in de Amsterdamse Bijlmer. ‘Veel kleurrijker dan het gemiddelde Nederland’, vertelt hij. ‘Met al die verschillende culturen zag ik een duidelijke parallel met Afrika, maar ik leerde er ook dat de verschillen binnen culturen vaak groter zijn dan die tussen culturen. Als huisarts moet je een beetje houden van je patiënten, vind ik, en vanuit dat uitgangspunt vond ik werken in de Bijlmer juist vanwege dat cultuuraspect zo leuk. Er was een wederzijdse klik en die heb je ook nodig. Zonder interesse voor mensen kun je geen goede huisarts zijn, vind ik.’ Die interesse nam hij ook mee uit de tropen, waar hij geconfronteerd werd met andere dan de voor de gemiddelde Nederlander bekende patronen bij mensen. ‘Daarmee leer je relativeren en meer open te staan voor je patiënten’, zegt hij.
Ambassadeur
Seksualiteit bleef een thema voor Van Bergen en met de toename van hiv en aids begon ook dit steeds meer op de voorgrond te treden. Maar wel altijd in hun onderlinge samenhang. ‘Ik heb mezelf altijd als een soort ambassadeur gezien voor soa, hiv en seksualiteit’, zegt hij. ‘Niet alleen als programmaleider bij Soa Aids Nederland, maar ook via het RIVM waaraan ik verbonden was en als bijzonder hoogleraar hiv en soa in de eerste lijn aan de Universiteit van Amsterdam. En samen met het NHG natuurlijk, waar ik me met hoogleraar vrouwenstudies Toine Lagro-Janssen heb ingespannen om soa en seksualiteit tot een congresthema te maken. Na veel hobbels kwam het tot een voorjaarscongres dat heel goed beoordeeld werd. Daarmee werd de weg geëffend voor een congres urogynaecologie en sexual health, wat het best bezochte en gewaardeerde NHG-congres tot nu toe werd. De emotionele slotlezing over transgenderisme staat veel mensen nog steeds bij.’
In het verlengde van deze activiteiten werd Van Bergen voorzitter van de NHG-expertgroep seksHAG. Hierin zijn huisartsen actief met een specifieke interesse en deskundigheid op het gebied van soa, hiv en seksualiteit. ‘Huisartsen die intercollegiale consultaties kunnen doen en ook nascholing kunnen geven,’ vertelt Van Bergen. ‘Zij bepaalden de nascholingsagenda voor deze onderwerpen en zorgden er mede voor dat deze thema’s ook ingebed werden in de opleiding.’
Innovatie en implementatie
Hoewel Van Bergen tevreden zegt te zijn over wat hij in zijn carrière heeft kunnen bereiken, begint hij zijn antwoord op de vraag hierover met: ‘Natuurlijk is er nog altijd veel meer te doen.’ Waarom? ‘Omdat mijn rode draad altijd is geweest: innovatie is leuk, maar het gaat om implementatie. En in dat laatste is nog steeds veel te winnen, bijvoorbeeld als het gaat om huisartsen met patiënten te laten praten over seksualiteit. Neem het gegeven dat huisartsen nauwelijks anale testen doen. Anale seks is een thema waarover weinig wordt gesproken. Maar als je weet dat meer dan de helft van de chlamydia- of gonorroe-infecties bij mannen die seks hebben met mannen anaal is en je vraagt alleen een plasje, dan lever je geen goede zorg.’
Zinnige diagnostiek, juiste therapie en betekenisvolle counseling zijn zonder praten over seksualiteit onmogelijk
Gepaste zorg leveren doet de huisarts ook niet als die klakkeloos accepteert dat de patiënt zegt ‘alleen veilig’ seks te hebben, stelt Van Bergen. Hij legt uit: ‘Daarmee bedoel ik niet dat die patiënt liegt, maar dat het om meer gaat dan alleen penetratie en dat hij daar wellicht niet altijd bij stilstaat als hij dat antwoord geeft. Denk aan vingeren of aan speeksel gebruiken als glijmiddel. Dan kan iemand wel een condoom omdoen als het eenmaal tot penetratie komt, maar dat wil nog niet zeggen dat er sprake is van veilig vrijen. Huisartsen vragen weinig door over zulke zaken, ook niet over orale seks. Terwijl ze wel weten dat gonorroe ook in de keel kan zitten en dus zo kan worden overgedragen, ook al worden condooms gebruikt bij penetratie.’
Veel nog onbekend
Verder blijkt dat chlamydia bij vrouwen ook anaal kan voorkomen zonder dat ze anale seks hebben. ‘Vraag je dan af hoe dat kan,’ zegt hij, ‘misschien speelt de korte afstand tussen vagina en anus een rol, of de voorkeur van chlamydia voor de mucosa van de tractus digestivus. Aan de andere kant is vooral de vraag of je alle chlamydia-infecties moet willen vinden en behandelen met antibiotica, met alle gevolgen op het gebied van antibioticaresistentie van dien. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor mycoplasma. Natuurlijk: hoe meer je zoekt, hoe meer infecties je vindt. Maar veel daarvan zijn asymptomatisch en leiden niet tot complicaties. Uit recent onderzoek weten we bijvoorbeeld dat orale chlamydia na een week al niet meer actief is. Behandel je dan met je antibiotica levende of dode bacteriën? We weten nog veel niet maar we doen wel veel en daarin schuilt een probleem, want je wilt geen infecties bestrijden maar infectieziekten. “In dubio abstinae” zijn we een beetje aan het vergeten in de geneeskunde. Daar zie ik wel een gevaar in. Het risico is immers dat je dan een probleem gaat creëren zonder te weten of je een probleem oplost.’
Tijd voor andere dingen
Met deze reflecties verlaat Van Bergen het veld. ‘En ik stop ook echt helemaal’, zegt hij. ‘Ik had al met mijn zestigste met pensioen willen gaan en ik ben nu 66. Dat geeft aan hoe leuk ik mijn werk vind. Maar nu gun ik mezelf de luxe om andere dingen te gaan doen.’
Reacties
Er zijn nog geen reacties.