Hoofdtrauma bij ouderen die antistolling gebruiken

Deze gegevens komen uit Canadese provinciale gezondheidsdatabases van patiënten die tussen 2016 en 2018 voor het eerst naar de SEH gingen met een hoofdtrauma. De gemiddelde leeftijd was 81 jaar (range 73-87) en 61% was vrouw. Van de patiënten gebruikte 83% geen antistolling, 12% een DOAC en 5% een coumarinederivaat (warfarine). Bij 75% van alle patiënten werd een CT-scan voor het brein verricht; meer dan 90% van alle patiënten met antistolling werd gescand. In totaal hadden 4620 (6%) patiënten een intracraniële bloeding.  

Patiënten die een coumarinederivaat gebruikten hadden vaker een intracraniële bloeding dan patiënten die een DOAC gebruikten (8,2% versus 5,9%; RR 1,43; 95%-BI 1,20 tot 1,69) en patiënten die geen anticoagulantia gebruikten (8,2% versus 5,8%; RR 1,36; 95%-BI 1,15 tot 1,61). De 30-dagenmortaliteit (3,2%) verschilde niet tussen de groepen. Van de patiënten met een intracraniale bloeding stierf 12,8% binnen 90 dagen.  

In de NHG-Standaard Hoofdtrauma (2015) worden alle anticoagulantia als een risicofactor gezien, met uitzondering van trombocytenaggregatieremmers. In dit onderzoek lijkt het veiligheidsprofiel van een DOAC vergelijkbaar met geen gebruik van anticoagulantia. Een beperking van het onderzoek is de retrospectieve opzet waarbij alleen naar ingestuurde patiënten is gekeken. Bovendien keken de onderzoekers uitsluitend naar warfarine, een coumarinederivaat dat in Nederland niet wordt gebruikt. Hierdoor blijft het onduidelijk of het gevonden verhoogde risico op intracraniële bloedingen bij gebruik van coumarinederivaten ook geldt voor gebruik bij acenocoumarol of fenprocoumon. Meer bewijs is nodig voordat aanscherping van de criteria voor verwijzing en beeldvorming mogelijk zal zijn.