Wat is bekend?
-
Appendicitis in een vroeg stadium is moeilijk te herkennen.
-
De diagnostische waarde van symptomen in de eerste lijn is nog niet bekend.
Wat is nieuw?
-
Huisartsen missen bijna 1 op de 5 kinderen met appendicitis.
-
Bijna 2 op de 3 kinderen die door de huisarts worden verwezen, hebben geen appendicitis.
-
Het lichamelijk onderzoek heeft een betere voorspellende waarde dan de anamnese.
Van de kinderen van 5 tot 14 jaar die met buikpijn bij de huisarts komen, heeft 4,4% appendicitis.1 Die aandoening is in een vroeg stadium moeilijk te onderscheiden van onschuldige aandoeningen.2 Vanwege de kans op een perforatie of fatale peritonitis is het belangrijk de diagnose ‘appendicitis’ niet te missen, maar aan de andere kant zorgt een onterechte verwijzing voor onnodige diagnostiek en voor spanning en angst bij het kind en de ouders.34
De diagnostiek bij de huisarts bestaat, in tegenstelling tot het ziekenhuis, hoofdzakelijk uit anamnese en lichamelijk onderzoek. De NHG-Standaard Buikpijn bij kinderen noemt een aantal klinische (alarm)symptomen, maar de waarde daarvan is in de eerste lijn nog niet onderzocht.1 Naar verwachting hebben deze symptomen in de huisartsenpraktijk meer diagnostische waarde dan in het ziekenhuis. Huisartsen verwijzen kinderen die veel (alarm)symptomen hebben, en ze hebben de diagnostische waarde van die symptomen daardoor als het ware al opgebruikt. We onderzochten het diagnostische proces bij kinderen met acute buikpijn en de diagnostische waarde van symptomen van appendicitis in de huisartsenpraktijk.
Methode
Voor dit retrospectieve cohortonderzoek gebruikten we gepseudonimiseerde registratiedata van 368 huisartsenpraktijken uit de Integrated Primary Care Information database (IPCI), die wordt beheerd door het Erasmus MC. We includeerden kinderen van 4 tot 18 jaar zonder voorafgaande appendicitis, die tussen november 2010 en 2016 voor de eerste keer met acute buikpijn (≤ 7 dagen) bij de huisarts kwamen.
Uitkomstmaten en data-extractie
We onderzochten welke beslissing de huisarts tijdens het eerste consult had genomen: verwijzen, een herbeoordeling plannen of afwachten. Daarnaast keken we of het C-reactief proteïne (CRP) bepaald was. De symptomen die we beoordeelden waren gebaseerd op 6 in ziekenhuizen ontwikkelde klinische predictieregels.5 De symptomen waren gecodeerd als ‘aanwezig’, ‘afwezig’ of ‘ontbrekend’. We noteerden de diagnose ‘appendicitis’ als de ontslagbrief van de specialist die vermeldde en we noteerden ‘afwezigheid van appendicitis’ als de diagnose ontbrak in de ontslagbrief of in het huisartsendossier tot 6 weken na het eerste consult. Ook als het kind een andere diagnose had gekregen, noteerden we die.
De onderzoeksgegevens werden voor een deel geautomatiseerd verzameld en voor een deel door 4 medische studenten gecodeerd op basis van vrijetekstvelden. Dat gebeurde aan de hand van gestandaardiseerde instructies.
Statistische analyse
Het beleid van de huisarts analyseerden we met beschrijvende statistiek. De diagnostische waarde van de symptomen gaven we weer als positieve en negatieve likelihood ratio’s (LH + en LH–) met 95%-betrouwbaarheidsinterval (95%-BI), uitsluitend voor de kinderen bij wie het betreffende symptoom was genoteerd, en van elk symptoom berekenden we de pre- en posttestwaarschijnlijkheid [kader]. Per symptoom vergeleken we de posttestwaarschijnlijkheid met de beslissing van de huisarts om direct tijdens het eerste consult te verwijzen.
Likelihood ratio
De positieve likelihood ratio (LH +) van een symptoom is het percentage kinderen met appendicitis die dat symptoom hadden, gedeeld door het percentage kinderen zonder appendicitis die dat symptoom hadden. De LH + geeft aan hoe aannemelijk de ziekte is in aanwezigheid van een bepaald symptoom.
De negatieve likelihood ratio (LH–) van een symptoom is het percentage kinderen met appendicitis die dat symptoom niet hadden, gedeeld door het percentage kinderen zonder appendicitis die dat symptoom ook niet hadden. De LH– geeft aan hoe aannemelijk de ziekte is in afwezigheid van een bepaald symptoom.
Pre- en posttestwaarschijnlijkheid
De pretestwaarschijnlijkheid van een symptoom is de kans op appendicitis voor kinderen bij wie de huisarts dat symptoom had genoteerd. De positieve posttestwaarschijnlijkheid is de kans op appendicitis na een positieve testuitslag voor dat symptoom, de negatieve posttestwaarschijnlijkheid is de kans op appendicitis na een negatieve testuitslag voor dat symptoom.
Resultaten
Diagnoses
Van de 15.607 kinderen die tijdens de onderzochte periode met buikklachten bij de huisarts kwamen, voldeden er 5691 aan de inclusiecriteria. Behandeling of verwijzing was nodig bij 291 kinderen (5,1%) met appendicitis en 64 kinderen (1,2%) met een andere diagnose [tabel]. De prevalentie van appendicitis was hoger bij jongens (6,8%) dan bij meisjes (3,6%), en hoger bij oudere kinderen (9 tot 12 en 13 tot 18 jaar; beide 6,9%) dan bij jongere kinderen (4 tot 8 jaar; 2,2%); 52 kinderen (17,9%) hadden een perforatie. Perforaties kwamen vaker voor in de leeftijdsgroepen 4 tot 8 jaar (36,2%) en 9 tot 12 jaar (24,0%) dan bij 13 tot 18 jaar (7,1%).
Beleid van de huisarts
Van de 5691 kinderen kregen er 944 (16,6%) een verwijzing en bij 798 (84,5%) gebeurde dat al in het eerste consult. Bij 55 (18,9%) van de 291 kinderen met appendicitis had de huisarts dit tijdens het eerste consult gemist. Van deze 55 kinderen hadden er 15 (27,2%) een perforatie; bij 6 van hen (11%) plande de huisarts een herbeoordeling [figuur 1]. Bij 81 kinderen werd de appendicitis die de huisarts had aangegeven (ICPC-code D88.00) niet bevestigd door de diagnose van de specialist.
Figuur 1 | Verwijsbeleid en diagnose ‘appendicitis’ bij kinderen met acute buikpijn
Bij 598 kinderen (10,5%) liet de huisarts het CRP bepalen. Kinderen zonder appendicitis kregen significant vaker een CRP-bepaling dan kinderen met appendicitis (10,7 versus 6,9%; p = 0,038).
Diagnostische waarde van symptomen
Zoals de dumbbellplot in [figuur 2] laat zien, verhoogden défense musculaire en loslaatpijn de kans op appendicitis tot respectievelijk 35,8% (95%-BI 29,8 tot 42,3) en 32,1% (95%-BI 27,2 tot 37,4). Deze symptomen hadden een hogere positieve posttestwaarschijnlijkheid dan directe verwijzing door de huisarts (29,6%; 95%-BI 27,6 tot 31,6). De negatieve posttestwaarschijnlijkheid bij afwezigheid van drukpijn in de rechteronderbuik was 0,6% (95%-BI 0,3 tot 1,1), die van afwachten door de huisarts was 1,1% (95%-BI 0,9 tot 1,4).
Figuur 2 | Pre- en posttestwaarschijnlijkheid van symptomen van appendicitis
De stippellijnen representeren de waarschijnlijkheid van appendicitis zoals beoordeeld door de huisarts. Rood: posttestwaarschijnlijkheid voor kinderen die niet tijdens het eerste consult zijn verwezen. Zwart: pretestwaarschijnlijkheid voor alle kinderen. Groen: posttestwaarschijnlijkheid voor kinderen die tijdens het eerste consult verwezen zijn. Een hoge LH+ geeft een grotere verschuiving van pretestwaarschijnlijkheid (zwart) naar positieve posttestwaarschijnlijkheid (groen), een lage LH– geeft een grotere verschuiving van pretestwaarschijnlijkheid (zwart) naar negatieve posttestwaarschijnlijkheid (rood).
Beschouwing
Bij de kinderen met acute buikpijn in ons onderzoek was appendicitis de diagnose waarvoor het vaakst moest worden verwezen. Van de kinderen die al in het eerste consult werden verwezen had 69% geen appendicitis en bij 19% van de kinderen met appendicitis had de huisarts de diagnose aanvankelijk gemist. Bij slechts 11% van laatstgenoemde kinderen had de huisarts een herbeoordeling gepland. Symptomen uit het lichamelijk onderzoek hadden een grotere diagnostische waarde dan symptomen uit de anamnese. Daarnaast zagen we dat huisartsen het lieten afhangen van de kans op appendicitis of zij een symptoom noteerden. Dit wijst erop dat de huisartsen selectief de informatie verzamelden die de sterkste voorspellende waarde had, en dat ze stopten met informatie verzamelen als dit hun beslissing niet meer beïnvloedde.6 Het wijst er ook op dat de huisartsen in staat waren om goed en betrouwbaar lichamelijk onderzoek te doen.
Risico op bias
We hebben voor ons onderzoek registratiedata gebruikt. Dat had het voordeel dat we veel patiënten konden includeren, maar er zitten ook methodologische problemen aan vast.6 Ten eerste was het lastig om de onderzoekspopulatie te selecteren. Om alle kinderen met acute buikpijn te selecteren moesten we de medische dossiers handmatig bekijken en de duur van de buikklachten was niet altijd goed te achterhalen. Ten tweede moesten de vrije tekstvelden worden geïnterpreteerd en ontbraken er veel gegevens.
Voor de diagnostische waarde van symptomen van appendicitis is het belangrijk te beseffen dat we die alleen konden bepalen voor kinderen bij wie de huisarts het betreffende symptoom in het dossier had genoteerd. De gevonden waarden zijn dus niet per se toepasbaar voor alle kinderen met acute buikpijn. Ten slotte bestaat de mogelijkheid dat we kinderen hebben gemist bij wie de appendicitis spontaan is genezen. Dit sluit weliswaar goed aan bij de klinische praktijk, maar het kan verificatiebias veroorzaken bij het bepalen van de diagnostische waarde van de symptomen.
Vergelijking met bestaande literatuur
De diagnostische waarde van de individuele symptomen van appendicitis bij kinderen met acute buikpijn in de eerste lijn is nog niet eerder onderzocht. De waarden die wij vonden, weken af van die in het ziekenhuis. Zo was de LR + voor défense (13,1) hoger dan in het ziekenhuis (2,07 tot 2,48) en de LR − voor drukpijn rechtsonder juist lager (0,08 versus 0,25 tot 0,55).78 Dit kan samenhangen met verschillen in prevalentie en ernst van de ziekte, en met de interpretatie van symptomen in de eerste en de tweede lijn.910.
De huisartsen in ons onderzoek misten bijna 1 op de 5 kinderen met appendicitis, vergelijkbaar met wat in ziekenhuizen wordt gemist (11 tot 28%).11 Daartegenover staat dat 70% van de verwezen kinderen geen appendicitis had en dat relatief weinig kinderen voor andere aandoeningen werden verwezen. Klinische predictieregels blijken in ziekenhuizen appendicitis veilig te kunnen uitsluiten en kunnen bloedonderzoek, röntgenonderzoek of beoordeling door een chirurg voorkomen.12 Zo’n regel zou ook huisartsen misschien kunnen helpen om kinderen met buikpijn goed en tijdig te verwijzen, maar in de eerste lijn is nog geen enkele klinische predictieregel gevalideerd.
Onder de verwezen kinderen in onze populatie was de prevalentie van appendicitis laag (30%) in vergelijking met de spoedeisende hulp (27 tot 72%). In onze onderzoekspopulatie werden naar verhouding veel jonge kinderen verwezen, bij wie de kans op appendicitis laag is maar de kans op perforatie hoog. Dat onderstreept het belang van de internationale aanbevelingen om bij jonge kinderen extra voorzichtig te zijn.13.
Een CRP-bepaling wordt in het ziekenhuis veel gebruikt bij kinderen met acute buikpijn, maar wordt in de eerste lijn nog niet aanbevolen omdat de diagnostische waarde nog niet is onderzocht.1 In ons cohort kreeg 10% een CRP-test, te weinig om de diagnostische waarde adequaat te bepalen. Er is meer onderzoek nodig naar de diagnostische waarde van CRP en de interpretatie van afkappunten in de eerste lijn.
Klinische toepasbaarheid
Vooral lichamelijk onderzoek is belangrijk om appendicitis tijdig te herkennen. Défense musculaire en loslaatpijn vergroten de kans op appendicitis; afwezigheid van pijn in de rechter onderbuik verkleint de kans op appendicitis. Wij benadrukken het belang van een vangnetadvies met duidelijke instructies om contact op te nemen bij twijfel of verergering van klachten.
Diagnose | n (%) |
---|---|
Aspecifieke buikpijn Gastro-enteritis Obstipatie |
3430 (61,3)1023 (18,0)883 (15,5) |
Diagnoses waarvoor ziekenhuisopname nodig was | |
appendicitis andere chirurgische diagnose internistische diagnose urologische diagnose gynaecologische diagnose |
291 (5,1) 28 (0,5) 15 (0,3) 15 (0,3) 6 (0,1) |
Totaal | 5691 (100) |
Literatuur
- 1.↲↲↲NHG-werkgroep Buikpijn bij kinderen. NHG-Standaard Buikpijn bij kinderen. richtlijnen.nhg.org, geraadpleegd 14 maart 2022.
- 2.↲Andersson RE. The natural history and traditional management of appendicitis revisited: Spontaneous resolution and predominance of prehospital perforations imply that a correct diagnosis is more important than an early diagnosis. World J Surg 2007;31:86-92.
- 3.↲Pledger G, Stringer MD. Childhood deaths from acute appendicitis in England and Wales 1963-97: Observational population based study. BMJ 2001;323:430-1.
- 4.↲Buntinx F, Mant D, Van den Bruel A, Donner-Banzhof N, Dinant GJ. Dealing with low-incidence serious diseases in general practice. Br J Gen Pract 2011;61:43-6.
- 5.↲Craig S, Dalton S. Diagnosing appendicitis: What works, what does not and where to go from here? J Paediatr Child Health 2016;52:168-73.
- 6.↲↲Oostenbrink R, Moons KG, Bleeker SE, Moll HA, Grobbee DE. Diagnostic research on routine care data: Prospects and problems. J Clin Epidemiol 2003;56:501-6.
- 7.↲Andersson RE. Meta-analysis of the clinical and laboratory diagnosis of appendicitis. Br J Surg 2004;91:28-37.
- 8.↲Dahabreh I, Adam G, Halladay C, Steele D, Daiello L, Weiland L, et al. Diagnosis of right lower quadrant pain and suspected acute appendicitis. Rockville (MD): Agency for Healthcare Research and Quality, 2015.
- 9.↲Leeflang MM, Rutjes AW, Reitsma JB, Hooft L, Bossuyt PM. Variation of a test’s sensitivity and specificity with disease prevalence. CMAJ 2013;185:537-44.
- 10.↲Usher-Smith JA, Sharp SJ, Griffin SJ. The spectrum effect in tests for risk prediction, screening, and diagnosis. BMJ 2016;353:i3139.
- 11.↲Yu CW, Juan LI, Wu MH, Shen CJ, Wu JY, Lee CC. Systematic review and meta-analysis of the diagnostic accuracy of procalcitonin, C-reactive protein and white blood cell count for suspected acute appendicitis. Br J Surg 2013;100:322-9.
- 12.↲Rietveld RP. Veilig uitsluiten van appendicitis bij kinderen. Huisarts Wet 2018;61;(6).
- 13.↲National Institute for Health and Care Excellence. Appendicitis [Clinical Knowledge Summary]. London: NICE, 2015.
Reacties (3)
We danken collega Matthys voor zijn reactie, waarin hij wijst op het bestaan van klinische predictieregels voor appendicitis, zoals de Alvarado score en de PAS. Terecht merkt hij op dat het een belangrijke rol van de huisarts is om negatieve verwijzingen te voorkomen.
Wij onderschrijven het belang van een predictieregel voor appendicitis bij kinderen in de eerst lijn, die mogelijk zou kunnen helpen om negatieve verwijzingen te voorkomen. Toch willen we erop wijzen dat het belangrijk is om de beschikbare predictieregels uit de tweede lijn niet zonder meer toe te passen in de eerste lijn. Verschillen in de prevalentie en case mix tussen eerste en tweede lijn kunnen gemakkelijk leiden tot fouten in de kansberekening. Voordat een predictieregel veilig en effectief kan worden toegepast zijn validatie- en impactstudies noodzakelijk.
Verder bevatten de genoemde predictieregels het aantal leukocyten en neutrofielen als voorspellers, waarvoor een extern laboratorium mogelijk is. In de praktijk zien we dat huisartsen deze bepalingen weinig toepassen wat het moeilijk maakt of de genoemde predictieregels te valideren door middel van retrospectief onderzoek. Vanwege de beschikbaarheid als point-of-care test zouden wij de voorkeur geven aan een CRP bepaling door de huisarts. Wij hebben recent onderzoek gedaan naar het gebruik van CRP voor appendicitis bij kinderen in de eerste lijn. Vooral bij kinderen met een medium risico op appendicitis is een CRP bepaling mogelijk zinvol. 1
Tenslotte zijn wij het eens met collega Matthijs dat het belangrijk is om op korte termijn een gevalideerde predictieregel voor appendicitis bij kinderen in de eerste lijn beschikbaar te hebben. Daarom werken wij hieraan en wij hopen hier binnenkort mee te komen.
Namens de auteurs,
Guus Blok
Referentie
1. Blok GCGH, Nikkels ED, Lei J van der, et al. Added value of CRP above clinical features for appendicitis in children. Eur J Gen Pract. 2022;28(1):1-26. doi:10.1080/13814788.2022.2067142
- Login om te reageren
Addendum: ik koos voor de bespreking de PAS bij het kind in plaats van Alvarado voor de volwassene omdat appendicitis, ook bij kinderen en tieners de huisarts voor een uitdaging plaatst. Bloedonderzoek wordt zelfs nog belangrijker bij de gepresenteerde casus uit HUWE indien Alvarado gebruikt wordt (leukocytose 2 punten versus 1 punt bij PAS, en bij elk een score van 1 punt voor neutrofilie > 75%). Bij Alvarado wordt in tegenstelling tot de PAS wel aandacht besteed aan- of afwezigheid van rebound tenderness. Bij de PAS telt hoest,percussie,springen in de scoreberekening. Via Medcalc zijn de berekeningen snel te maken.
Met vriendelijke groet, Jan Matthys
- Login om te reageren
Vermoeden op appendicitis: 70% van de verwezen kinderen had geen appendicitis.
De interessante appendicitis casus uit HUWE 9 mei, 2022 leverde volgens de Pediatric Appendicitis Score (PAS) (1) of Alvarado bij de volwassene 4 punten op, met name een gevoelige rechter fossa (2 punten), anorexia, nausea (elk één punt), hetgeen duidelijk een twijfelgeval is. Achteraf blijkt uit bloedonderzoek dat er ook een leukocytose en neutrofilie (samen twee punten) bestond. Uit het verhaal kunnen we niet afleiden of migratie van de pijn naar rechter onderbuik optrad en/of er pijn was bij hoest/percussie/springen. Er bleek ook geen manifeste koorts te zijn bij presentatie; wel subfebrilitas.
Is de PAS/Alvarado voor de huisarts nu wel of niet van enig nut bij vermoeden op appendicitis? want niet gevalideerd in de eerste lijn. Zelf gebruik ik als huisdokter deze scores bij het minste vermoeden op appendicitis maar dan vooral als uitsluiter en tot hiertoe heb ik me dit nog niet beklaagd.
Waarom maak ik nu al meer dan 10 jaar gebruik van deze scores? Een score van 4 of minder geeft een negatief voorspellende waarde van 97,7% en een negatieve likelihoodratio van 0.05. Dit zijn waarden na een eerste beoordeling van de patiënt (met inbegrip van labo), maar zonder rekening te houden met een mogelijke- en noodzakelijke- vangnetstrategie: vandaar dat we vinden dat PAS kan helpen om een appendicitis initieel uit te sluiten. Anderzijds laat een score van 8 of meer de chirurg toe van direct te opereren zonder schadelijke CT te moeten uitvoeren.
Wat nu met een score tussen 5 en 8, na het uitvoeren van een labo, zoals in de gepresenteerde en moeilijk casus in HUWE? De meeste onderzoeken raden dan beeldvorming aan, met name een ECHO liefst in bedreven handen, of een CT waar nodig.
Het verhaal van de gepresenteerde casus leert ons dat met de afwijkende resultaten van het bloedonderzoek erbij (leukocytose, neutrofilie) een hogere waarschijnlijkheid bestond op appendicitis, waarbij zodoende ECHO/CT nodig bleek. We weten ook dat niet elke huisarts staat te popelen voor labo (bij semi-urgenties): maar indien labo aangevraagd, dient het resultaat binnen enkele uren gekend te zijn en liefst niet de dag nadien. Bovendien stellen de auteurs voor om bij twijfelgevallen herhaald klinisch onderzoek uiterlijk binnen de 24 u opnieuw uit te voeren: zelf vind ik deze periode nogal lang en verkies ik liefst dezelfde dag opnieuw te evalueren, al dan niet telefonisch met duidelijke instructies en meestal met een al meegegeven verwijsbrief voor de spoeddienst. Ik besef ook dat mijn handelwijze niet ondersteund wordt door de beschikbare evidence welke aangeeft dat weinig risico’s bestaan tot 24 uur tussen verwijzing en appendectomie. (2) (level 3-4 evidence)
Zoals de auteurs terecht aangeven is het aan ons als huisdokter om gecompliceerde gesprongen appendicitis zo mogelijk te vermijden maar anderzijds – zoals het artikel ook terecht aangeeft – weten we dat onterechte verwijzing zorgt voor onnodige diagnostiek en voor spanning bij het kind en de ouders. En dit is nu mijn punt: uit het artikel halen we dat tot 2/3 onnodig verwezen wordt (3) en dit is toch de rol van de huisarts namelijk als uitsluiter en niet als aantoner van deze en andere urgenties. Als er al enige plaats is voor een scoresleutel dat is het precies om het teveel aan verwijzingen in te dijken, uiteraard na zorgvuldig nagaan van elk van de 8 ‘signs and symptoms’ van de PAS/Alvarado; en, als het even kan, eventueel met een beschikbare collega-beoordelaar erbij.
Ik wil in elk geval de schrijvers van het artikel en de redactie feliciteren voor de aandacht en de moed die ze tonen om de o zo moeilijke maar belangrijke onderwerpen en valkuilen voor de huisarts te illustreren. Misschien zijn de auteurs terecht kritisch ten aanzien van de nog onvoldoende gevalideerde PAS/Alvarado in de eerste lijn: in elk geval wacht ik hier al jaren op en mijn gevorderde leeftijd laat niet toe van nog eens 10 jaar te wachten vooraleer we (misschien) over beter gevalideerde richtlijnen voor de huisarts beschikken ten aanzien van een vermoeden op appendicitis. Ondertussen worden de PAS en Alvarado door de spoedartsen en kinderartsen aan enkele Vlaamse universiteiten wel voorgelegd op hun merites aan studenten en aan toekomstige huisartsen.
Met vriendelijk groet. Dr. Jan Matthys, huisarts te Wondelgem, Gent.
- Bhatt M , Joseph L, Ducharme FM et al. Prospective validation of the pediatric appendicitis score in a Canadian pediatric emergency department . Acad Emerg Med 2009;16:591-6. doi: 10.1111/j.1553-2712.2009.00445.x.
- Cameron DB, Williams R, Geng Y, Gosain A, Arnold MA, Guner YS, et al. Time to appendectomy for acute appendicitis: A systematic review. J Pediatr Surg 2018;53:396-405.
- Khanafer I, et al. Test characteristics of common appendicitis scores with and without laboratory investigations: a prospective observational study. BMC Pediatr 2016;16:147-55.
- Login om te reageren