Dit boek, van de Stichting Maatschappij en Onderneming in samenwerking met de afdeling Metamedica van het VU medisch centrum, is de weerslag van een inventarisatie van de actuele en historische kennis over de genetische aspecten van alcoholverslaving. Er wordt vooral ingegaan op toekomstige mogelijkheden die genetische informatie biedt voor het opsporen, behandelen en voorkomen van alcoholverslaving en op de veranderende beeldvorming rondom alcoholisme. Dit alles is gebaseerd op literatuuronderzoek, gesprekken met wetenschappers, hulpverleners en alcoholisten en groepbijeenkomsten met deskundigen en belanghebbenden. Praktisch toepasbare genetische kennis blijkt nog niet voorhanden, maar stukje bij beetje wordt meer bekend. Zo wijzen tweeling- en adoptieonderzoek uit dat genetische aspecten (naast omgevings- en psychosociale factoren) bijdragen aan een verhoogde gevoeligheid voor alcoholproblematiek, waarbij de erfelijke invloed bij mannen sterker lijkt te zijn (40-50%) dan bij vrouwen (20%). Verder is uit onderzoek gebleken dat die verhoogde gevoeligheid te maken heeft met variaties in diverse genen die betrokken zijn bij processen van de neurotransmitters dopamine, serotonine en GABA. Er is echter (nog) geen test waarmee de polygenetisch bepaalde kwetsbaarheid op betrouwbare wijze kan worden aangetoond. Het lijkt ook niet waarschijnlijk dat die test er (snel) zal komen; daarvoor zijn de associaties tussen individuele genen en de kans op verslaving te zwak. De ontwikkelingen op farmacogenetisch gebied lijken meer perspectief te bieden. Als concrete toepassing kan worden gedacht aan de mogelijkheid om vooraf te bepalen of een medicamenteuze behandeling effectief zal zijn op grond van het individuele genetische profiel. Maar ook dit is nog toekomstmuziek. Interessant is de beschrijving van historische veranderingen in de beeldvorming over alcoholisme en de mogelijke toekomstscenario’s. De auteurs verwachten dat door verdere ‘geneticalisering’ alcoholisme steeds meer beschouwd zal worden als een chronische hersenziekte. Dat kan met zich meebrengen dat het stigma van verslaving als wilszwakte wordt vervangen door een stigma van verslaving als biologische zwakte. Gevreesd wordt dat informatie over een verhoogde predispositie voor verslaving kan leiden tot discriminatie als werkgevers of verzekeraars die uitslag te weten komen. Meijman sluit het boek af met een aantal beleidsperspectieven en onderzoeksaanbevelingen, en met een verrassend concrete aanbeveling aan de huisarts (en het NHG): om alcoholproblematiek beter te herkennen pleit hij voor meer aandacht voor de familieanamnese, zeker nu huisartsen steeds minder vanzelfsprekend op de hoogte zijn van problematiek in hele families en opeenvolgende generaties. Hij constateert dat de NHG-Standaard Problematisch alcoholgebruik wel vermeldt dat de familieanamnese voor alcoholproblematiek vaak positief is, maar dat bij de diagnostische aanbevelingen niet wordt vermeld dit na te gaan. Een goed punt voor de herziening van de standaard én om alvast mee te beginnen in de spreekkamer.
Gerda van der Weele
Reacties
Er zijn nog geen reacties.