Achtergrond Richtlijnen zoals de NHG-Standaard COPD: behandeling en de CBO-richtlijn Ketenzorg COPD1 adviseren geen standaardvaccinatie voor pneumokokken bij patiënten met COPD omdat in geïndustrialiseerde landen deze vaccinatie niet effectief is om (pneumokokken)pneumonieën of sterfte daaraan te voorkomen. In 2006 verscheen bovengenoemde review met een iets andere insteek: hier zijn met name de acute exacerbaties de primaire uitkomstmaat. Doel Meten van de effectiviteit en de veiligheid van pneumokokkenvaccinaties in vergelijking met een placebo ten aanzien van acute COPD-exacerbaties. Secundaire uitkomstmaten waren: pneumonie-episoden, ziekenhuisopnames, bijwerkingen, effect op functioneren, verandering in longfunctie, sterfte en kosteneffectiviteit. Methode Alle RCT's werden geselecteerd die het effect en/of de veiligheid van pneumokokkenvaccinatie per injectie beoordeelden bij patiënten met COPD. De reviewers doorzochten het Cochrane Airways Group COPD trials register. Zij namen ook handmatig samenvattingen van symposiums door. Resultaten De reviewers vonden vier RCT's. In één onderzoek werden acute exacerbaties meegenomen. Het effect van vaccineren op het optreden van exacerbaties was niet aantoonbaar (RR 1,43; 95%-BI 0,31-6,69). Ook voor de eerdergenoemde secundaire uitkomstmaten kon geen effect worden gevonden: drie onderzoeken rapporteerden over pneumonie, één over ziekenhuisopnamen. Mortaliteit tussen 1 en 48 maanden na de vaccinatie gaf ook geen verschillen, en hetzelfde gaat op voor sterfte. Conclusie Er is geen bewijs uit gerandomiseerd onderzoek dat pneumokokkenvaccinatie bij COPD-patiënten een belangrijke invloed heeft op ziekte en sterfte. Het bewijs is echter nogal zwak omdat voor deze review slechts vier trials werden opgespoord, waarvan er slechts één relevant was voor de uitkomstmaat exacerbaties.
Commentaar
De auteurs concluderen dat de doelmatigheid van het vaccineren van patiënten met COPD met pneumokokkenvaccin op exacerbaties en andere uitkomstmaten niet is aangetoond. De oddsratio’s die ze vinden bij de diverse uitkomsten zijn klein. Mogelijk zouden ze wel significant zijn indien er grotere onderzoeken zouden worden verricht bij deze groep patiënten, maar de effectgrootte blijft waarschijnlijk toch heel erg gering. Deze bevinding past geheel in de adviezen van de herziene NHG-Standaard COPD: behandeling die dit jaar verschijnt en van de CBO-richtlijn Ketenzorg COPD. Voor de huisartsenpraktijk zijn deze gegevens van belang vanwege de hype aan commotie die het onderwerp pneumokokken in de media soms teweegbrengt – denk aan de discussie over het invoeren van pneumokokkenvaccinatie bij kinderen. Belangrijker nog is dat men zich realiseert zoals Roger Damoiseaux al schreef dat de pneumokok met zijn meer dan honderd varianten minder goed te bestrijden is met vaccinaties.2 Ook de ruimte voor verbetering op exacerbaties in de huisartsenpraktijk is niet zo groot. Immers 80% van de COPD-patiënten die bij de huisarts bekend zijn, heeft een longfunctie met een eensecondewaarde (FEV1) van meer dan 50%. Juist in deze vrij grote groep komen heftige exacerbaties niet vaak voor. Deze spelen zich juist in de zogenaamde GOLD-III- en -IV-categorie af. Kortom, in de huisartsenpraktijk is er geen plaats voor het vaccineren van COPD-patiënten met pneumokokkenvaccin. Jean Muris
Literatuur
Reacties
Er zijn nog geen reacties.