Dit handboek is geschreven door 27 voornamelijk Vlaamse en Nederlandse psychiaters, psychologen, sociologen en andere deskundigen. Het boek beoogt een overzicht te bieden van het belangrijkste wetenschappelijk onderzoek naar de oorzaken en mogelijkheden van behandeling of preventie van suïcidaal gedrag. Het wil deze informatie toegankelijk maken voor direct betrokken hulpverleners, maar ook voor studenten, beleidsmakers en nabestaanden. En in die opzet is dit boek ruimschoots geslaagd. De drie delen van dit handboek behandelen het onderzoek naar de oorzaken, de behandeling en de preventie van suïcidaal gedrag. In Een geschiedenis van de suïcide: het verleden als verklaring en alternatief beschrijft Anton van Hooff hoe vooral schaamte en wanhoop motieven waren voor suïcide en hoe de gemeenschap reageerde op deze zelfmoordenaars. In Epidemiologie van suïcidaal gedrag schat Neeleman het jaarlijkse aantal fatale suïcides in ons land op 1500; 30.000 mensen zouden jaarlijks een niet-fatale poging ondernemen. Slechts 1% van het totaal aantal sterfgevallen komt door suïcide, maar in het hoofdstuk over nabestaanden wordt geschat dat na elke suïcide ongeveer 6 personen intens rouwen over het verlies en dat treft dus ongeveer 10.000 personen. Huisartsen worden zeer geregeld geconfronteerd met een of andere vorm van suïcidaal gedrag. In het eerste deel wordt na de hoofdstukken over geschiedenis en epidemiologie vooral beschreven wat er bekend is over suïcidaal gedrag vanuit verschillende wetenschappen: de psychologie, de biologie en genetica, de sociologie en geweld en suïcide. Stuk voor stuk uitermate leerzame hoofdstukken. Maar het tweede deel is voor de huisarts interessanter omdat het daar over behandeling van suïcidaliteit gaat. Er zijn een aantal psychiatrische ziekten die predisponeren tot suïcide zoals stemmingstoornissen, schizofrenie, een borderlinepersoonlijkheidsstoornis en verslavingsziekten. Aan elk van deze ziekten wordt een hoofdstuk gewijd, waarbij de samenhang met suïcidaal gedrag wordt besproken, maar vooral ook de aangrijpingspunten voor behandeling. Heel leerzaam is het hoofdstuk Spoedeisende ambulante hulp bij suïcidepogingen en levenstwijfel. Herkenbaar zijn de gespreksfragmenten en de casuïstiek, waarin zeven deviezen voor zorgvuldig interveniëren bij een crisis worden besproken. Boeiend is ook het ethisch dilemma van de psychiater, door Bram Bakker verwoord als: hoe ver moet de dokter (of therapeut) gaan om te voorkomen dat een patiënt komt te overlijden? Al of niet dwangopname? Ook bespreekt hij het begrip ‘rationele suïcide’: kan een suïcidale patiënt zijn situatie wel redelijk beoordelen? In deel 3 komt de preventie van suïcidaal gedrag aan de orde. Is een suïcide voorspelbaar? Exacte voorspelling is niet mogelijk, maar door de risicofactoren zorgvuldig in kaart te brengen is een risico-inschatting wel mogelijk. Dit boek helpt hulpverleners die risicofactoren in kaart te brengen, waarbij het van groot belang is niet te aarzelen de betreffende persoon indringend naar zijn suïcidaal gedrag te vragen. Het effect van preventie op bevolkingsniveau van suïcide is moeilijk aantoonbaar, maar weer wél als die zich richt op hoogrisicogroepen zoals adolescenten. Ten slotte wordt een apart hoofdstuk gewijd aan de nabestaanden waarbij centraal staat hoe je als hulpverlener bij hen een gecompliceerde verliesverwerking kunt herkennen. De redactie is erin geslaagd een heel gedegen en praktisch handboek samen te stellen over dit onderwerp. De hoofdstukken kennen eenzelfde stramien van een overzichtelijke indeling en duidelijke conclusie met verwijzing naar literatuur. Dit boek zou eigenlijk elke huisarts moeten lezen en hoort zeker thuis in de bibliotheek van de huisartsenpraktijk. Klaas Reenders
Reacties
Er zijn nog geen reacties.