Er verschijnen veel proefschriften over de belangrijke chronische ziekten waarmee de huisarts te maken heeft: diabetes mellitus, COPD, depressie en hart- en vaatzieketn. Tussen deze stroom van proefschriften valt een proefschrift over huidziekten bij kinderen (0-17 jaar) direct op. Is er een probleem met huidziekten dat onderzocht moet worden? In de inleiding meldt de auteur dat huidziekten 23% beslaan van alle gepresenteerde morbiditeit tijdens de kindertijd, en dat aandeel stijgt nog steeds. Mohammedamin wil antwoord geven op de vraag of de incidentie van een aantal infectieuze huidziekten stijgt, en of daar socio-demografische verklaringen voor te vinden zijn. Verder bekijkt hij of het beleid van de huisarts in overeenstemming is met de evidence-based richtlijnen. En ten slotte bestudeert hij of huisartsen complicaties van huidziekten zoals sepsis en/of bacteremie, die ziekenhuisopname vereisen, kunnen voorkomen. Voor zijn onderzoek maakt hij voornamelijk gebruik van gegevens van de Eerste (1987) en de Tweede (2001) Nationale Studie van het NIVEL. Uit een eerste algemene analyse van alle huidziekten blijkt dat er een stijging is in de totale incidentie van gepresenteerde huidziekten. Er zijn regionale verschillen tussen Noord en Zuid, maar ook tussen kinderen van niet-westerse immigranten en autochtone Nederlanders. De incidentie van impetigo, dermatophytosis en atopisch eczeem stijgt, terwijl die van wratten, contacteczeem en huidbeschadigingen een daling liet zien. In een nadere beschouwing van impetigo is er een regionaal verschil te zien: in het Zuiden is er een tweemaal zo hoge incidentie als in het Noorden. De auteur relateert dat aan de grotere concentratie varkensboerderijen in die regio. Het beleid van huisartsen bij impetigo, bij acne en ook bij dermatophytosis volgt de behandelrichtlijnen. In het hoofdstuk over wratten stelt hij vast dat de meeste patiënten behandeld worden met cryotherapie, hoewel het bewijs voor die behandeling zwak is. Uit het onderzoek naar ziekenhuisopnames op basis van sepsis en/of bacteremie blijkt dat slechts 5% van de kinderen voorafgaand was gezien door de huisarts. Het is de vraag of er sprake is van een probleem dat onderzocht moet worden. Er blijkt dus geen echt probleem te zijn, maar de bestudering van de veranderingen in de tijd en ook de regionale verschillen geven toch weer aanleiding tot verwondering en nieuwe vragen. Het is jammer dat de auteur in zijn discussies erg voorzichtig blijft en niet iets meer analyseert, en eventueel met andere bronnen vergelijkt. Bovendien neemt hij niet de vrijheid om mogelijke verklaringen aan te dragen. Ook al zijn die verklaringen dan niet bewezen, ze zijn wellicht wel aannemelijk te maken. Dit is een zorgvuldig geschreven proefschrift over een onderwerp dat de aandacht verdient.
Job Metsemakers
Reacties
Er zijn nog geen reacties.