We testen van alles zelf, zonder het als zodanig te benoemen: de meeste mensen beschikken over vijf zintuigen waarmee ze rake diagnoses stellen. Vooral moeders van kleine kinderen zijn er goed in. Hoofdluis, wormen, waterpokken, zelfs het aantal graden koorts is vrij nauwkeurig te bepalen: houd de bovenlip tegen het voorhoofd van het kind voor een ruwe schatting en bepaal vervolgens aan de mate van onsamenhangend ijlen de temperatuur tot op een halve graad nauwkeurig. Een koortsthermometer lijkt natuurlijk nóg betrouwbaarder. Mijn moeder gebruikte het ding om te bepalen of haar kinderen écht ziek waren of schoolziek. Koorts is niet te vervalsen, dacht ze. Ik duwde vervolgens heimelijk even de punt van de thermometer in het kopje-thee-op-bed dat ik zojuist met gefingeerde symptomen mijn moeder had afgedwongen. En zo was de vrije dag gegarandeerd. Je moest wel oppassen dat die thee niet te heet was, want boven de 39,5 liet ze de dokter komen en dat was natuurlijk link. Als je echt geen uitweg wist, dan kon je die thermometer stuk laten vallen. Met de vrijgekomen bolletjes kwik, voorzichtig in een luciferdoosje geschept, kon je de hele saaie dag in bed spelen.
In de jaren zeventig kwam er een nieuwe zelftest die al gauw populair werd bij bezorgde ouders: de plaqueverklikker. Zo’n tabletje dat je fijn moest kauwen, waarbij na het spoelen slecht gepoetste tanden beschamend rood kleurden. Een gemeen cadeautje van de tandarts, toch al zo gewantrouwd omdat hij niet geloofde in novocaïne (‘laat ze maar voelen dat ze beter moeten poetsen’) en ons met Sint-Maarten minitubetjes Elmex in de snoepbeluste handjes duwde in plaats van Bazooka Joe-kauwgom of trekdrop. De zak. Voor straf testte ik vervolgens tot mijn twintigste helemaal niks.
Toen kwam de onvermijdelijke angst voor een ongelegen zwangerschap. Predictor. Negatief, goddank. Mijn moeder vond het een hoogtepunt van modern leven, deed verhalen van ‘haar’ tijd: bij een vermoeden van ‘blijde verwachting’ werd een kikker, konijn, of god weet wat voor onfortuinlijk dier, met urine van de vermoedelijke zwangere ingespoten. Het reageerde daarop met iets dat ik vergeten ben: verkleuren, sterven, buikdansen, weet ik veel, in ieder geval wist je dan of je lakentjes moest gaan zomen. Wie de hoogmoed had om ook nog te willen weten wat het geslacht was van de aanstaande baby, wendde zich tot een oudere, ervaren vrouw, die aan de vorm van de buik, hartslag van de foetus (beluisterd met een mahoniehouten toeter), vocht in de enkels, voorliefde voor kaneelbeschuitjes dan wel huzarensla, of de frequentie van hormonale huilbuien bepaalde of de zelfgebreide babygarderobe roze dan wel blauw moest zijn.
Mensen, in tegenstelling tot dieren, hebben altíjd al willen weten wat ze te wachten stond. En nu de voormalig domme leek steeds mondiger wordt, neemt die behoefte alleen maar toe. Staat er een stuk in Het Beste over de akelige gevolgen van nierfalen - iets wat met een simpel testje vroegtijdig op te sporen is - dan worden de volgende dag Neerlands artsenpraktijken overstroomd met ongeruste lezers die ‘het vast óók hebben’. Als zo iemand ook maar het geringste vermoeden krijgt dat zijn angst niet serieus genomen wordt, dan gaat hij op zoek naar alternatieven.
Heel begrijpelijk dat er steeds meer van die tests op de markt komen. Maar de nadelen zijn groot. Een vrij verkrijgbare mogelijkheid om aan je eigen keukentafel de engste ziektes op te sporen, drukt de voorheen zo argeloze leek met de neus op de feiten: het kan míj ook overkomen, ik heb mijn lot in eigen handen. Fijn, als het testresultaat negatief is. Maar bij een akelige uitslag heeft men vaak geen idee hoe het verder moet. En zelfs een negatieve uitslag is niet altijd geruststellend, zeker niet voor tobbers. Want wat je nú niet hebt, kun je morgen wel krijgen, toch? En als je dít niet hebt, dan heb je misschien wel iets anders, waarvan je tot voor kort het bestaan niet eens vermoedde. Zekerheid krijg je nóóit. Het zou dus eigenlijk verboden moeten worden, die zelftests. Helaas is zo’n verbod zinloos, want met één muisklik komt het begeerde strookje, napje of potje in luttele dagen uit een ander continent aangereisd. Handig voor hypochonders. En ook handig voor de huisarts: die kan zijn tijd voortaan gebruiken voor mensen die écht wat hebben.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.