Het beste nieuws is nieuws dat een voorgevoel bevestigt. Dat verleent de mens troost (‘Gelukkig, ik vergis mij niet…’) en trots (‘Ik wíst het wel...!’). Mij overkwam het toen ik in de NRC of Volkskrant las over de Zorgbalans: een RIVM-rapport over de kwaliteit van de gezondheidszorg in diverse landen. Waar wij met z’n allen het adagium uitdragen dat we toch alleszins zorg van prima kwaliteit leveren, stemt de conclusie van het rapport tot nederigheid. De kwaliteit van de Nederlandse gezondheidszorg is in vergelijking met andere geïndustrialiseerde landen van hooguit gemiddeld niveau. Meer niet. Nederland zit niet aan de top, terwijl het toch een van de rijkste landen ter wereld is.
Bij die algemene constatering blijft het niet. Het rapport geeft voorbeelden. De veiligheid van patiënten in Nederlandse zorginstellingen kent grote verschillen. Zo heeft een patiënt na een heupoperatie tussen de 2 en 10 procent kans op een infectie, afhankelijk van het ziekenhuis waarin hij ligt. In Nederland sterven meer mensen (35 procent) na een hersenbloeding dan het gemiddelde van alle 30 OESO-landen (24 procent). Onnodige pijnbestrijding (mag ik dat ‘troostspuiten’ noemen?) en valpartijen komen heel vaak voor in Nederlandse verpleeg- en verzorgingshuizen, constateert het RIVM. Chirurgen komen er ook niet best vanaf: ze hebben te weinig ervaring met specialistische ingrepen. Dit omdat ziekenhuizen zich nauwelijks specialiseren. Het maakt voor patiënten echt uit naar welk ziekenhuis zij gaan!
Blijft de huisarts buiten schot? Nee. Gelukkig niet. Zo blijken de patiënten rond alledaagse klachten minder hoge verwachtingen jegens de huisarts te koesteren. Ze proberen hun gezondheid steeds meer zelf te verbeteren. Van de bevolking gaf 37 procent aan in de afgelopen twee weken een geneesmiddel zónder recept te hebben gebruikt (tegen pijn, koorts, verkoudheid of keelpijn). In 1987 was dat 24 procent. Er is dus een toename van de zelfzorg. Geen ramp, zegt u? Dat weet ik nog zo net niet. Alledaagse klachten zijn zo ongeveer de raison d’être van ons vak. Bovendien propageren de huisartsenorganisaties al decennialang dat persoonlijke, continue zorg hét handelsmerk is van de huisarts. En laten we eerlijk zijn: dat was ooit ook zo. Maar het persoonlijke van de huisarts is allang verworden tot het onpersoonlijke van de groepspraktijk. (Ik begrijp heus wel dat bundeling van krachten nodig is, maar toch…) En de continuïteit van zorg is hooguit een façade. Want als ‘huisartsgeneeskunde’ zorgt voor ‘continuïteit’ – dat zegt de Toekomstvisie Huisartsenzorg 2012 – dan geldt meteen dat de hele Nederlandse zorg één Grote Stroom Condities vormt, dankzij roosters en 24-uurs diensten. En dat laatste zal niemand durven beweren.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.