Ik heb het al eerder betoogd: ieder mens leeft een dubbelleven. Minstens. Bijvoorbeeld als echtgenoot en als minnaar. Of als ambtenaar en postzegelverzamelaar. Of als brave manager en XTC-addict. Om een paar willekeurige voorbeelden te geven. Ook ik leid een dubbelleven, al is de oppervlaktespanning daarvan vrij laag, zo op het eerste gezicht. Ik ben namelijk huisarts en huisman. Het opmerkelijke is echter dat mijn beide werelden er toch geheel anders uitzien: als huisman leef ik in een zwart/witfilm, als dokter in een technicolor movie. Hiermee bedoel ik dat ik thuis omringd ben door autochtone Nederlanders (ook mijn kinderen hebben slechts ‘blanke’ vriendjes en vriendinnetjes), waar de praktijk almaar meer wordt bezocht door mensen van buitenlandse afkomst. Als ik goed nadenk, heb ik mij beide ‘rollen’ proefondervindelijk eigen gemaakt. Als huisman zeker – mijn oude vader kijkt altijd met een mengeling van afgrijzen en bewondering naar mijn keukenschort – maar ook als huisarts. Is dat laatste verbazingwekkend? Welnee. Want zelfs tot voor kort werd het merendeel van de medisch studenten, net als ik destijds, opgeleid voor een maatschappij die sinds de jaren ’50 niet meer bestaat: een mono-etnische en monoculturele samenleving.
Hoe komt het toch dat er zo lang een maatschappelijk verzet bestond – en misschien wel bestaat - tegen multiculturaliteit? Ik heb daarvoor eens een verklaring gehoord. Het zou schuilen in een serie paradoxen in ons zelfbeeld. Zo zou een meerderheid van ons niet met migranten vereenzelvigd willen worden, hoewel één op de zes ‘gewone’ en ‘blanke’ Nederlanders een gemigreerde voorouder heeft. Van Hugenoten tot en met Polen of Hongaren. Het strekt in dit land echter niet tot aanbeveling om afstammeling te zijn van migranten. Het vaderlandse parool luidt dan ook dat men zich zo snel mogelijk moet aanpassen. Zeker in de publieke sfeer doet het assimilatiemodel van het mono-etnicisme en monoculturalisme zó grondig zijn werk dat, voor zover mogelijk, alle sporen van het van-elders-afkomstig-zijn worden uitgewist. Op de achtergrond smeult bovendien nog het laakbare verleden van Nederland als koloniale wereldmacht. De excessen daarbij begaan zijn nog steeds niet erkend. Zo wist een goede vriend van mij, die in Zeeland woont, onlangs nog te melden dat de kranten daar voortdurend spreken over ‘slaventransport’ en niet ‘slavenhandel’ (die de provincie ‘groot’ maakte).
Met vallen en opstaan heb ik dus mijn werk met immigranten moeten ‘leren’. In de praktijk die, zoals zo vaak, de beste leerschool bleek te zijn. Het was leren tegen de stroom in: vooral in gezondheidsland denken hulpverleners soms veel te snel dat ze wel weten hoe een probleem in elkaar steekt… Pas in later jaren, toen ook het ondersteunend personeel en collega’s steeds meer een multiculturele inslag kregen, vond ik wat vastere grond onder mijn voeten. Want ik kan me nog als de dag van gisteren herinneren hoezeer ik opeens stuntelde met de anamnese, die ik al bij duizenden patiënten had afgenomen, plots gruwelijk falend door mijn gemankeerde Engels, Duits en Frans, en vooral door de mij volstrekt onbekende culturele achtergrond van die allereerste allochtone patiënten. Hoe dat voelde? Als vissen zonder aas. Zoiets.
Iemantsverdriet
Reacties
Er zijn nog geen reacties.