Sinds 2006 is fysiotherapie toegankelijk zonder verwijzing. Uit onderzoek van het Landelijk Informatievoorziening Paramedische Zorg (LIPZ) blijkt dat in 2006 28% van de patiënten gebruikmaakte van de directe toegang fysiotherapie (DTF). Jongeren, hoger opgeleiden, patiënten met kortdurende en/of recidiverende klachten en patiënten met (lage)rug- of nekklachten maakten relatief vaker gebruik van DTF. De vraag is of het aantal verwijzingen door de huisarts naar de fysiotherapeut is afgenomen en of huisartsen hierdoor minder patiënten met klachten aan het bewegingsapparaat zien. Wij onderzochten dit met gegevens uit LINH over de jaren 2001 tot 2007.
Gevolg voor rol huisarts
Figuur 1 laat het aantal verwijzingen zien per 1000 patiënten. Het aantal verwijzingen naar de fysiotherapeut is van 2005 naar 2006 afgenomen van 70 naar 46 per 1000 ingeschreven patiënten. Dit is een daling van 34%. Deze daling kan veroorzaakt worden doordat meer patiënten gebruikmaken van DTF, maar ook doordat huisartsen patiënten minder vaak een verwijsbrief meegeven.
Uit de gegevens van LIPZ blijkt dat patiënten relatief vaak zonder tussenkomst van de huisarts de fysiotherapeut bezoeken met rug-, nek en schouderklachten. Men kan daarom verwachten dat de huisarts minder van deze klachten ziet in de praktijk. Dit is onderzocht door voor 2004-2007 het aantal contacten met deze specifieke klachten en het totaal aantal klachten/symptomen van het bewegingsapparaat te berekenen. Het aantal contacten laat voor de meeste gezondheidsklachten geen duidelijk dalende trend zien (figuur 2). Het aantal contacten laat, met uitzondering van de nekklachten, zelfs een stijging zien in 2006. In 2007 daalt het aantal deelcontacten echter. Voor nekklachten wordt wel een lichte daling in het aantal (deel)contacten gezien.
Conclusie
De invoering van de DTF heeft voor een verlaging van het aantal verwijzingen van de huisarts naar de fysiotherapie gezorgd, maar lijkt niet tot een verlaging van de werklast voor de huisarts te hebben geleid. Het aantal ‘vermeden’ contacten door de invoering van DTF blijkt niet groot te zijn. Van 2005 naar 2006 is het aantal verwijzingen weliswaar met 24 per 1000 patiënten per jaar gedaald. Dat zou betekenen dat er per 1000 patiënten 24 contacten worden ‘uitgespaard’. In een praktijk van 2350 patiënten gaat het om ruim 50 contacten per jaar. Dit aantal valt in het niet bij het totaal aantal klachten van het bewegingsapparaat en het is dan ook niet verwonderlijk dat daarin geen effect van DTF merkbaar is. Daarnaast kan het zijn dat patiënten liever eerst het oordeel van de huisarts willen horen voordat ze naar de fysiotherapeut gaan.
De hier beschreven analyses zijn uigevoerd met gegevens uit het landelijk informatie netwerk huisartsenzorg (LINH). LINH maakt gebruik van gegevens uit de elektronische patiënten dossiers (EPD’s) van huisartsen die deel nemen aan het LINH. De LINH-huisartsen verzamelen op continue basis 'productiegegevens' over aandoeningen (ICPC-gecodeerde diagnose), aantallen contacten/verrichtingen, geneesmiddelvoorschriften en verwijzingen.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.