Schmidt verzuimt in zijn interessante beschouwing van overspannenheid een van de belangrijkste problemen te noemen die de behandeling van het chronische vermoeidheidssyndroom (CVS) ondermijnen. 1 Het wordt steeds duidelijker dat de gangbare definitie (CDC-1994) een heterogene groep patiënten selecteert. 2 CVS kan dus niet worden opgevat als één entiteit met één gemeenschappelijke etiologie die met één soort therapie kan worden behandeld. De gemeenschappelijke factor is chronische onverklaarbare vermoeidheid. Bij een subgroep kan dat verband houden met stress en stemmingsstoornissen. Onderzoeken waarbij cognitieve gedragstherapie (CGT) naar voren komt als een succesvolle therapie hebben zich beperkt tot het meten van vermoeidheid, angst, depressie en functionele beperkingen. Een significant aantal patiënten kampt echter met cognitieve problemen, spierzwakte na minimale inspanning, griepachtige malaise en/of evenwichtsstoornissen. 2 In een onderzoek met strengere selectiecriteria waar hiernaar is gekeken bleek CGT niet effectiever dan consult in een kliniek. 3 In verschillende onderzoeken is bewijs gevonden voor een aanhoudende pathologie: antilichamen van diverse pathogenen, tekenen van immuunactivatie en afwijkingen op hersenscans. 3456 Het is moeilijk in te zien welk voordeel het biedt deze patiënten over één kam te scheren met degenen bij wie CVS voornamelijk het gevolg is van stress en depressie. Als we de complexiteit van CVS niet inzien, beperken we daarmee onze therapeutische opties. Ongeschikt en onjuist advies kan het ziekteproces verergeren, leiden tot extra stress en soms tot overspanning. drs. Trudie Doorduin dr. Ellen Goudsmit drs. Michael Koolhaas
Antwoord
De paragraaf over het CVS uit mijn artikel is een – noodzakelijkerwijs – uiterst summiere samenvatting van mijn visie, die ik elders uitgebreider bespreek. 1 Daardoor zijn bepaalde nuances en argumenteringen weggevallen. Ik ben het overigens eens met Doorduin, Goudsmit en Koolhaas dat bij de thans gebruikte criteria de ene CVS-patiënt de andere niet is. In het artikel wordt dit wellicht te terloops genoemd. Deels hangt deze variatie samen met de enorme heterogenititeit van het moeheidsbegrip als zodanig, 2 deels ook met het wisselende belang dat in individuele gevallen aan somatische factoren wordt gehecht. Blijvende moeheid na een doorgemaakte ziekte suggereert eerder een somatische etiologie dan de onverklaarbare moeheid, waarbij lichamelijk onderzoek geen oorzakelijke afwijkingen aan het licht kan brengen. Voorlopig gaat het bij deze laatste groep om de overgrote meerderheid van de patiënten met CVS. 3 Overeenkomsten en verschillen met de diagnose overspanning, zoals ik die hanteer, zullen dan moeten blijken uit een vergelijking van actuele klachten en analyse van psychische etiologie. Elders ga ik veel uitgebreider op beide aspecten in. 1 Voor de bedoelde subgroep geldt dan dat deze CVS-patiënten passen binnen het theoretisch kader dat ik voor overspanning hanteer. De klachtenbeelden in deze subgroep verschillen hoogstens door een belangrijker rol van moeheid in de klachtpresentatie. Het pleiten voor een CVS-overspanningsvariant moet niet worden gezien als een door territoriumdrift ingegeven psychologische inlijving, maar als een poging om een (overigens vooralsnog zeer omvangrijke) CVS-deelgroep te nuanceren uit het heterogene beeld dat met CVS wordt aangeduid. Anton Schmidt
Literatuur
- 1.↲↲↲Schmidt AJM. Overspannen, depressief, burnout of chronisch vermoeid: een diagnostische grabbelton. Huisarts Wet 2001;44:283-7.
- 2.↲↲↲Jason LA, Richman JA, Friedberg F, Wagner L, Taylor R, Jordan KM. Politics, science, and the emergence of a new disease. The case of chronic fatigue syndrome. American Psychologist 1997;52:973-83.
- 3.↲↲↲Lloyd AR, Hickie I, Brockman A, Hickie C, Wilson A, Dwyer J, et al.. Immunologic and psychologic therapy for patients with chronic fatigue syndrome: a double-blind, placebo-controlled trial. Am J Medicine 1993;94:197-203.
- 4.↲Ablashi DV, Eastman HB, Owen CB, Roman MM, Friedman J, Zabriskie JB, et al. Frequent HHV-6 reactivation in multiple sclerosis (MS) and chronic fatigue syndrome (CFS) patients. Journal of Clinical Virology 2000;16:179-91.
- 5.↲De Meirleir K, Bisbal C, Campine I, De Becker P, Salehzada T, Demettre E, et al. 37 kDa 2-5A binding protein as a potential biochemical marker for chronic fatigue syndrome. Am J Medicine 2000;108:99-105.
- 6.↲Tirelli U, Chierichetti F, Tavio M, Simonelli C, Bianchin G, Zanco P, et al. Brain positron emission tomography (PET) in chronic fatigue syndrome: preliminary data. Am J Medicine 1998;105(3A):54s-58s.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.