U had hier ook kunnen staan. Midden in de nacht, met uw ene hand aan de bel van het verzorginghuis en in de andere uw versleten dokterstas. Op weg naar mevrouw Blaauw, drieënnegentig jaar oud. Volgens de oplettende zuster heeft mevrouw al enkele uren fors vaginaal bloedverlies. Dat is het enige wat u van haar weet, als dienstdoend huisarts, en het belooft niet veel goeds. Vandaag ben ik het, die onzeker door de donkere gangen loopt, mijn nog glimmende dokterstas als enige houvast stevig in de hand geklemd. Als ik aan haar bed verschijn, hijst ze zich half overeind, zich vastklampend aan het hek en de mouw van mijn jas. Ze staart me verschrikt aan: ‘Zuster, zúster!’ ‘Dag, mevrouw Blaauw. Ik ben de dokter. Ik kom kijken hoe u het maakt.’ ‘Zuster, zúster!’ Schijnbaar teleurgesteld laat ze zich met een plofje in de kussens vallen. De zuster heeft een aantal luiers bewaard en laat me er een zien: vol klonters vers bloed. Een naderende dood. Wat te doen? Insturen? Haar in het ziekenhuis laten ‘redden’ met alles erop en eraan? Thuislaten? Langzaam doodbloeden is op zich een zachte dood, voor iemand van haar leeftijd. Haar kinderen, allen pensioengerechtigd, komen een voor een verwilderd binnen. Ze komen er onderling niet uit. ‘Wat zou ú doen, dokter, als het úw moeder was?’ Vijf paar ogen kijken me verwachtingsvol aan. Even overleggen met de dienstdoende gynaecoloog dan maar. ‘Drieënnegentig?’ briest hij. ‘En wat verwacht u dan wel niet? Een wónder?’ Morgen staat u er misschien voor: voor het dilemma van de hoogbejaarde dood.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.