In een periode dat de LHV vrijwel alle medewerkers ontslaat, huisartsen volgens onderzoek met patiënten naar bed gaan en dienstenstructuren gebukt gaan onder kinderziekten, is er ook nog goed nieuws. Schers et al. tonen in dit H&W-nummer aan dat huisartsen-in-opleiding zeer hechten aan continuïteit. Ze verschillen daarin nauwelijks van hun opleiders. Klachten over jonge dokters zonder hart voor de zaak berusten dus niet op de werkelijkheid. In H&W besteedden we al veel aandacht aan het nut van continue zorg en we zullen dat blijven doen. Een geheel nieuw argument om zuinig op persoonlijke continuïteit te zijn, vond ik in een recent overzichtsartikel over humor in de arts-patiëntrelatie: je kunt veel beter grappen maken in een langduriger relatie.1 In kortdurende relaties slaan grappen vaak dood en kan humor snel contraproductief zijn. Humor kan empathisch zijn en is dan constructief; het ijs wordt gebroken en een verder gesprek of onderzoek gaat makkelijker. Humor kan ook de afstand tussen dokter en patiënt vergroten, met name wanneer de grap ten koste van de patiënt gemaakt wordt of ronduit beledigend is. Maar ook bijtende humor van de patiënt kan de afstand vergroten. Voorzichtig gebruik van humor – hoe moeilijk ook – is volgens de auteurs dé manier om de discontinuïteit en versnippering in de zorg enigszins dragelijk te maken. Volgens onderzoek dat al eerder is gedaan, hebben vrolijke dokters bovendien minder kans op patiënten die bij de tuchtrechter klagen.2 (JZ)
Literatuur
Reacties
Er zijn nog geen reacties.