De mens is een luxedier. Hij wil verwend worden. Levenslang. Dat krijgt hij met moederborst en paplepel ingegoten. De wieg is een vijfsterrenhotel. Op afroep – een luidkeelse huilbui is voldoende – wordt aan fysieke behoefte (een potje Olvarit) of knuffelnoodzaak (heerlijk, moeders armen onder de oksel) voldaan. In het centrum van de aandacht staat maar één persoon: jijzelf. Eigenlijk wil de mens daar nooit afstand van doen. Want op volwassen leeftijd werkt hij vijftig weken lang voor het tweewekelijks hoogtepunt: vakantie. Dan onthult hij weer zijn babygedaante (of, zo men wil, koloniale neigingen). Obers, werksters, badmeesters, toeristengidsen, portiers, hoteldokter, masseur, schoenpoetsers: zij werken allemaal voor zijn gerief. Oké, het kost geld. Maar dat heeft hij er graag voor over, alleen maar om in het centrum van het universum te staan. Of universumpje… Hij hoeft enkel op de '9’ van het telefoontoestel te drukken en hij hoort het internationale toverwoord, uitgesproken met wisselend buitenlands accent: ‘Roomservice.’ Hij geniet. Behaagziek. Niet troetelbang. Want diep in zijn hart denkt hij, nee, weet hij: ‘Het komt mij toe.’ En om de periode tot de vakantie te overbruggen, gaat hij regelmatig naar een restaurant. Hij geniet dan vooral van het proeven van de wijn. Wat-ie thuis niet doet. Als-ie al wijn drinkt. De achteloze wenk naar een ober verschaft hem de diepe bevrediging van macht. ‘Ober, in mijn soep doet een vlieg de rugslag.’ Heimelijk geniet hij zelfs van die vlieg. Voor de mens er erg in heeft, komt de ouderdom op kousenvoeten. Het vijfsterrenhotel is ingeruild voor een enkele woonkamer met het bed in de hoek. De bedrijvigheid op de gang doet hem denken aan het verleden. Dan klinkt de bel, en hij schuifelt zijn rollator naar de voordeur. Er is altijd dat sprankje hoop, maar even zo vaak volgt de teleurstelling. Het is zijn zoon niet. Het is de maaltijd van tafeltje-dek-je. Ook als hij er niet om vraagt, komt de maaltijd. Zelfs als hij geen eten wil, krijgt hij eten. De smaak doet hem soms denken aan heel vroeger. Was het niet Olvarit? Roomservice dwingt de mens af: als kind boort hij ouderliefde aan, als volwassene koopt hij die gewoon en als oudere is hij eraan overgeleverd. Waar hij altijd dacht dat het hem toekwam, overkomt het hem nu. Ongevraagd. In al die levensfasen staat een huisarts de mens terzijde. Huisartsgeneeskunde is immers levensloopgeneeskunde. Maar in weerwil van de gangbare opinie vormen de medische taken niet de core business van het vak. Welnee. Alle diagnostiek, behandeling, preventie en voorlichting, inclusief troostende en opwekkende woorden, staan ten dienste van die ene immense behoefte van elke patiënt: verwend worden. Luxe verwacht de patiënt in de wachtkamer (dus liever glossy's dan Arts & Auto ). Roomservice wenst hij in de spreekkamer, en zeker bij een huisbezoek. Wat de huisarts moet leveren, is verwengeneeskunde.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.