“Ach dokter, nu ik hier toch ben, kunt u meteen even mijn bloeddruk meten? Ik slik nu al een tijdje die nieuwe pillen en ik zou mijn bloedruk nog laten controleren. Dan hoef ik daarvoor niet een aparte afspraak bij de verpleegkundige te maken. Scheelt weer tijd. Zij heeft het druk, en ik ook!” Met enig onbehagen meet ik de bloeddruk: RR 152/94. Helaas, net even te hoog. Wat nu? Er bekruipt me eenzelfde hopeloos gevoel als bij al die bloeddrukken die ik routinematig meet ter geruststelling bij aspecifieke klachten op de praktijk of op de huisartsenpost. Is die licht verhoogde waarde nu een reden om het beleid aan te passen of niet? Waarom meet ik die bloeddrukken eigenlijk nog en wat zegt het?
Deze maand doet Michiel Bos verslag van een onderzoek naar de waarde van de dertig-minutenbloeddrukmeting in zijn praktijk. Wat blijkt: mijn eenmalige bloeddrukmeting zit er bijna 23(!) mmHg naast in vergelijking met de dertig-minutenmeting. Wittejassenbloeddruk zonder witte jas. Veel erger nog zijn de consequenties voor de patiënt: als ik tegen hem zeg dat hij pillen met een hogere dosis moet slikken op basis van deze ene meting, neem ik in bijna 80% van de gevallen een verkeerde beslissing. Schokkend eigenlijk.
Het meten van bloeddruk is een van de meest uitgevoerde (magische) handelingen in de huisartsenpraktijk. Maar wat meten we eigenlijk? Mark van der Wel geeft in zijn commentaar aan dat meer onderzoek nodig is voordat we echt afscheid kunnen nemen van de eenmalige bloeddrukmeting. We moeten bijvoorbeeld meer weten over de prognostische waarde ten aanzien van cardiovasculaire mortaliteit en over het optimale afkappunt. Maar, zoals dezelfde Van der Wel in 2015 in H&W stelde: het einde van de spreekkamerbloeddrukmeting lijkt nabij. Vandaar zijn oproep aan de collega’s die bezig zijn met een update van de richtlijn CVRM om een uitspraak te doen over de waarde van de eenmalige bloeddrukmeting. Hier te lang mee wachten zorgt ervoor dat grote groepen mensen, vaak ouderen, onterecht ‘patiënt’ worden. Dit is al eerder gebeurd bij COPD waar het invoeren van het leeftijdsafhankelijke afkappunt zeven jaar op zich heeft laten wachten. Waarom zo lang? Omdat de bewijzen niet sluitend waren? Omdat de belangen elders lagen, namelijk in het medicaliseren en daarmee samenhangend voorschrijven van dure medicatie?
Als we afscheid van de eenmalige bloeddrukmeting gaan nemen, verdient de implementatie veel aandacht. Communicatie is hier het sleutelwoord. Oneliners als ‘bloeddruk onder de 140/90’ helpen een boodschap over te brengen, maar gaan huisartsen, praktijkondersteuners en assistentes veel uitleg (en tijd) kosten. Met de dossierinzage van de patiënt heb ik over de als ‘goed’ afgegeven, genoteerde RR 152/94 wat uit te leggen. En we moeten gezamenlijk een goed antwoord formuleren op de vraag “ach dokter, meet nog even mijn bloeddruk?”
Ivo Smeele