Canadese wetenschappers bestudeerden de ziekenhuisregistraties van patiënten van ≥ 65 jaar in Quebec. Zij includeerden patiënten met AF de novo tijdens een ziekenhuisopname voor acuut coronair syndroom, acute pulmonale ziekte of sepsis. Zij selecteerden 2304 patiënten, gemiddeld 78 jaar oud en met gelijke man-vrouwverdeling. Het merendeel van de patiënten had een sterk verhoogd trombo-embolisch en bloedingsrisico. Na ontslag uit het ziekenhuis gebruikten 807 patiënten langdurig anticoagulantia (90% vitamine-K-antagonisten/VKA). Het onderzoek liet geen verschil zien in het optreden van een CVA over een periode van 3 tot 3,5 jaar follow-up tussen degenen die wel of geen anti-stollling kregen, maar er waren wel aanwijzingen voor een verhoogd risico op bloedingen (hazard ratio 1,72; 95%-BI 1,23 tot 2,39).
Ondanks de beperkingen (selectiebias, ‘competing risks’, beperkte steekproefgrootte voor de uitkomst CVA) zijn de uitkomsten van dit onderzoek interessant. Moeten artsen secundair AF op dezelfde manier behandelen als primair AF, of moeten ze wachten met anticoagulantia tot AF zich ook voordoet zonder een uitlokkende factor, in de wetenschap dat dit bij zo’n 50% het geval zal zijn? Het Canadese onderzoek weerspreekt dit, terwijl eerder onderzoek (Framingham) wel in die richting wijst. De richtlijnen van het NHG en de Europese, cardiologische richtlijnen geven hierover evenmin duidelijk advies. De Amerikaanse, cardiologische richtlijnen adviseren wel anticoagulantia te starten, waarbij de arts het risicoprofiel en de episodeduur van AF moet meewegen. Wij zijn geneigd dit advies te volgen, zeker bij een patiënt met een goede levensverwachting en acceptabel bloedingsrisico. In andere gevallen doet de huisarts er verstandig aan om het anticoagulantiabeleid multidisciplinair en met de patiënt af te stemmen.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.