Mijn man haalt me over de streep. Ik heb al een week last van allerlei vage klachten en het wordt niet beter. Ik ga liever niet naar de huisarts met vage klachten, want wat moet hij daarmee? Denken dat ik me aanstel, dat ik een simulant ben of een hysterische aandachtstrekker. Dat laatste is natuurlijk het allerergst. Ik vind het verschrikkelijk als ik ook maar het vaagste vermoeden krijg dat iemand mij hysterisch vindt. Het kan heel goed zijn dat die angst mijn hysterische persoonlijkheid bij uitstek kenmerkt, maar dat laat ik hier fijn in het midden. Het was handig geweest om mijn vader te bellen, maar ik heb al weken niets van me laten horen en dan is een telefoontje met een zooitje vage klachten echt te lomp. Dan lijk ik op die mensen die hem uit het niets aanspreken met: ‘Ha, daar bent u! Ik heb toch zoiets geks, kunt u even kijken?’ Maar vanochtend ben ik flauwgevallen en nu vindt mijn echtgenoot het genoeg. Hij besluit dat we naar de huisarts gaan. Er zitten allerlei voordelen aan zijn inmenging. Hij brengt me met de auto en belt onderweg met de huisarts: ik hoef helemaal niets te zeggen en de aanstelleritisverdenking blijft zo op afstand. Ergens voelt het ongemakkelijk dat hij de woordvoerder voor mijn lijf is, maar de angst om hysterisch te worden bevonden, wint het van mijn ongemak. Ik zit naast hem met een droge mond. Als we binnenkomen vraagt de huisarts wie van ons tweeën de patiënt is. Zie je wel – verrek – ik zie er niet ziek genoeg uit. Ik stel me aan, mijn bleke teint spreekt niet voor zich. Of speelt de huisarts een spelletje met mij? Er ligt een ontspannen lachje op zijn lippen als hij vraagt wat er zoal aan scheelt. Ik ben vast de enige volwassen, mentaal gezonde patiënt die zich zo laat overdonderen. Maar ik verlam steevast bij die openingsvraag. Ik moet het niet overdrijven, denk ik dan, maar ook geen dingen vergeten. Ik moet er ook niet te luchtig over doen, want dan weet hij meteen dat ik er eigenlijk erg mee zit. Ik moet NORMAAL doen, maar dat lukt me aan het begin van een consult voor geen meter. Voordat ik iets bij elkaar kan hakkelen, vertelt mijn echtgenoot al wat mij mankeert. Ik leun weer achterover en knik om zijn verhaal kracht bij te zetten, al moet ik nu vechten tegen de schaamte. Mijn huisarts grapt nog even over de rol van mijn echtgenoot bij dit consult voordat hij tot het lichamelijk onderzoek overgaat. ‘De chauffeur’, zegt mijn woordvoerder, ‘ik ben enkel de chauffeur.’ Het lichamelijke deel van het consult vind ik nooit erg, mijn lijf doet het prima als patiënt zolang mijn hoofd zich nergens mee bemoeit. De huisarts vindt niets raars, maar hij wil wel mijn bloed laten nakijken. Ik ben opgelucht dat hij geen gekke dingen vindt en dat hij mijn klachten serieus genoeg neemt voor vervolgonderzoek. Als ik mijn kleren fatsoeneer, roert mijn chauffeur zich ineens. ‘Ze is ook ontzettend chagrijnig de laatste week’, zegt hij, ‘echt niet te hebben.’ Hé! Wat moet de dokter met die informatie? Met een ruk draai ik mijn hoofd naar mijn voormalige woordvoerder die spontaan wat verder onderuit zakt in zijn stoel. Ik maak hem met alles behalve woorden duidelijk dat hij wat mij betreft net te veel informatie lekt. Laat hem lekker een consult voor zichzelf regelen als hij over zijn vrouw wil zeuren! Volgende keer gaan ik, mijn aanstelangst en mijn vage klachten weer fijn alleen naar de dokter. Sophie Meyer
Sophie is opgegroeid in een familie met dokters en heeft jarenlang gewerkt in de medische hoek. Ze is getrouwd, heeft drie kinderen en probeert een brave en kritische consument te zijn als ze naar de dokter gaat. tekstbereid@xs4all.nl
Reacties
Er zijn nog geen reacties.