Casus
Een 72-jarige, vitale man heeft sinds een jaar een bultje op zijn linkeroorschelp, dat pijnlijk is bij aanraken en wanneer hij in bed op zijn oor ligt. Omdat hij het liefst op de linkerzijde slaapt, wordt zijn nachtrust hierdoor flink belemmerd. De zwelling is in de loop der tijd niet veranderd of gegroeid. De huisarts ziet een 5 mm grote nodulus op de antihelix, die bij palpatie erg gevoelig is [figuur] en stelt de diagnose chondrodermatitis nodularis chronica helicis (CNCH). Hij vraagt zich af welke behandeling het meest effectief is en of deze ook bij de patiënt past.
De anatomische opbouw van de oorschelp is uniek in het menselijk lichaam, omdat huid en kraakbeen zonder tussenliggend vetweefsel direct aan elkaar grenzen. Wel bevindt zich tussen huid en kraakbeen een vaatplexus.1 Deze anatomie vormt de basis van de pathogenese van CNCH, een goedaardige inflammatoire aandoening die zich vrijwel altijd op de oorschelp bevindt waarop de patiënt ’s nachts het liefst ligt (dat is overwegend rechts).1 De chronische druk van het hoofdkussen op de oorschelp zou door de afwezigheid van beschermend vetweefsel zorgen voor vaatbeschadiging en secundaire ischemische verandering van het kraakbeen. Hierdoor ontstaat een ontstekingsreactie, met na enkele maanden een veelal uiterst pijnlijke knobbel.12 Overigens zijn bij CNCH ook andere drukoorzaken dan nachtelijke druk beschreven, waaronder overmatig telefoneren.3 De helix, die normaliter de meeste druk van de oorschelp opvangt, is beduidend frequenter aangedaan dan de antihelix. Mannen hebben vaker een CNCH dan vrouwen. Aangezien de vaatplexus en het kraakbeen door veroudering kwetsbaarder worden voor drukprikkels, zien we CNCH vooral tussen de 45 en 75 jaar.124
Diagnostiek
Patiënten komen op het spreekuur vanwege pijn aan het aangedane oor, die de nachtrust vaak ernstig verstoort. Daarom heet CNCH in de volksmond ook wel ‘kussenduivel’. Overdag heeft de patiënt vaak geen klachten, tenzij de knobbel wordt aangeraakt. Bij inspectie ziet de huisarts een doorgaans ronde tot ovale nodulus van gemiddeld 4 tot 6 mm doorsnede, met een centrale korst of indeuking en vaak een rand erytheem rondom. Bij palpatie is een vaste en uiterst pijnlijke zwelling te voelen, die verbonden is met het onderliggende kraakbeen.
CNCH is doorgaans een klinische diagnose, gebaseerd op de typische lokalisatie en de kenmerkende gevoeligheid.1 Histopathologisch onderzoek is alleen aangewezen wanneer er twijfel bestaat over de diagnose, waarbij de huisarts ervoor kan kiezen zelf een 3 millimeter stansbiopt van huid en kraakbeen af te nemen of (bij onvoldoende ervaring) door te verwijzen. Veelvoorkomende alternatieve diagnoses zijn basaalcelcarcinoom, plaveiselcelcarcinoom/keratoacanthoom, actinische keratose, verruca en zogeheten weathering nodules (goedaardige noduli bij oudere patiënten die in hun leven veel buiten zijn geweest). Bij deze diagnoses is vaak sprake van voor CNCH atypische verschijnselen, met onder andere groei of verandering van de laesie in de tijd, geen of minder hevige pijn, en gemakkelijk bloeden of ulcereren. Verder kunnen zeldzamere aandoeningen in de differentiële diagnose staan, zoals amelanotisch melanoom en jichttofus [tabel 1].1
Behandeling
CNCH is een onschuldige, maar hinderlijke aandoening, waarbij behandeling mogelijk, maar lang niet altijd effectief is. Zeker op de lange termijn recidiveert CNCH vaak.12 Grote gerandomiseerde en gecontroleerde onderzoeken naar de behandeling van CNCH ontbreken.12
Niet-chirurgische behandeling
Vanwege de etiologische rol van chronische druk is drukvermindering een logisch aangrijpingspunt voor therapie. Er zijn verschillende methoden voor nachtelijk gebruik, waaronder een donut- of U-vormig (vliegtuig)kussen, likdoornpleisters en schuimverbanden met een centrale uitsparing.6 Therapietrouw is hierbij belangrijk. Onafgebroken gebruik (iedere nacht weer) is nodig voor een goed behandeleffect en vergt veel discipline, temeer omdat soms nekklachten ontstaan en omdat pleisters of schuimverbanden tijdens de nacht geregeld van hun plek verschuiven.
Topicaal nitroglycerine bewerkstelligt vasodilatatie en grijpt daarmee aan op de ischemiecomponent in de pathogenese van CNCH. In Nederland kan hiervoor (offlabel) isosorbidedinitraat vaselinecrème 1% worden gebruikt, dat is geregistreerd voor gebruik bij anale fissuren. Mogelijke bijwerkingen zijn hoofdpijn en duizeligheid.
Tot slot zijn intradermale injecties met triamcinolonacetonide mogelijk, die de lokale ontstekingsreactie beïnvloeden, bijvoorbeeld in de dosering 10 mg/ml (Kenacort-A ‘10’). De vloeistof diffundeert vanzelf richting het kraakbeen, zeker als de injectieplaats nadien even wordt gemasseerd.
Deze drie behandelregimes zijn bij ongeveer een derde tot de helft van de patiënten succesvol [tabel 2], waarbij de follow-up van de betreffende onderzoeken varieert van 5 tot 96 maanden.127 Er zijn aanwijzingen dat een gecombineerde behandeling (bijvoorbeeld drukvermindering in combinatie met topicaal nitroglycerine) het succespercentage verhoogt.8
Behalve de drie genoemde behandelingen zijn nog enkele andere niet-chirurgische behandelopties voorhanden, waaronder cryotherapie, diltiazemcrème, betamethasoncrème en fotodynamische therapie.912 Hoewel in de literatuur zeer beperkte tot geen enkele wetenschappelijke onderbouwing voor deze behandelingen te vinden is, hebben wij in de dagelijkse praktijk ervaren dat in het bijzonder cryotherapie succesvol is.
Chirurgische behandeling
Chirurgische behandeling, waarbij de dermatoloog of (plastisch) chirurg de pijnlijke knobbel (deels) verwijdert, is in de loop der jaren met verschillende technieken toegepast. Soms volstaat het om alleen het meest pijnlijke deel van de CNCH te biopteren of curetteren. Het nemen van een stansbiopt kan daarmee dus zowel diagnostisch als therapeutisch zijn. Volledige chirurgische excisie kan grofweg worden onderverdeeld in twee groepen: huid- en kraakbeenexcisie versus alleen kraakbeenexcisie. Hoewel men tegenwoordig meestal kiest voor geïsoleerde kraakbeenexcisie, waarbij de behandelaar de huid omhoogklapt en later weer sluit, is nooit aangetoond dat dit daadwerkelijk effectiever is dan gecombineerde huid- en kraakbeenexcisie. Chirurgische behandeling heeft weliswaar een hoog succespercentage (ruim 80%) en leidt meestal (zeker bij biopsie) tot fraaie genezing, maar gaat ook gepaard met hoge kosten en potentiële chirurgische complicaties [tabel 2].12
Keuze van de behandeling
Hoewel chirurgische excisie van oudsher het meest is toegepast en onderzocht, en de hoogste effectiviteit lijkt te hebben, zijn er dus ook minder ingrijpende behandelopties voorhanden. Bij de keuze van een behandeling is gedeelde besluitvorming van groot belang, waarbij de behandelaar en de patiënt samen effectiviteit en neveneffecten tegen elkaar afwegen. Het is goed te verdedigen om in de huisartsenpraktijk een trapsgewijs behandelregime te hanteren, waarbij een niet-effectieve conservatieve behandelpoging kan worden gevolgd door een verwijzing voor chirurgie.1
Vervolg casus
Na uitleg over de diagnose bespreekt de huisarts de mogelijke behandelingen met de patiënt. Samen beslissen ze om een U-vormig kussen te proberen, dat de patiënt nog in huis heeft van eerdere vliegreizen. Ook schaft hij likdoornpleisters aan. De huisarts benadrukt het belang van therapietrouw. De patiënt zal opnieuw contact opnemen als zijn klachten met deze maatregelen onvoldoende verbeteren.
Diagnose |
Voorkomen |
Onderscheidende kenmerken ten opzichte van CNCH |
---|---|---|
CNCH | Vaak | – |
Basaalcelcarcinoom | Vaak | Groei/verandering, bloeden/ulcereren, niet of nauwelijks pijnlijk, glanzend aspect met vertakkende bloedvaatjes |
Plaveiselcelcarcinoom | Soms | Groei/verandering, bloeden/ulcereren, meer hyperkeratose |
Keratoacanthoom | Soms | Snellere groei, grotere tumor, spontane genezing na enkele maanden |
Actinische keratose | Vaak | Meer hyperkeratose, multipele lokalisaties (ook elders dan oren), niet pijnlijk, geen induratie/los van kraakbeen |
Verruca (vulgaris/seborrhoica) | Vaak | Wratachtig oppervlak, niet pijnlijk, geen induratie/los van kraakbeen |
‘Weathering nodules’ | Vaak | Multipele (bilaterale) lokalisaties, niet pijnlijk |
Amelanotisch melanoom | Zeldzaam | Groei/verandering, bloeden/ulcereren, niet of nauwelijks pijnlijk |
Jichttofus | Zeldzaam | Multipele lokalisaties (ook vingers/tenen), niet pijnlijk |
Behandeling | Genezing (%) | Follow-up (maanden) | Omvang cohort | Nadelen |
---|---|---|---|---|
Drukvermindering12 | 37% | 44 | 135 | Therapietrouw, nekpijn |
Isosorbidedinitraat vaselinecrème 1%12 | 51% | 5 | 53 | Hoofdpijn, duizeligheid |
Triamcinolonacetonide 10 mg/ml7 | 33% | 96 | 60 | Niet beschreven |
Chirurgische excisie12 | 82% | 52 | 774 | Hematoom, infectie, huidallergie, litteken-vorming, kosten |
Literatuur
- 1.↲↲↲↲↲↲↲↲↲↲↲↲↲↲Juul Nielsen L, Holkmann Olsen C, Lock-Andersen J. Therapeutic options of chondrodermatitis nodularis helicis. Plast Surg Int 2016;2016:4340168.
- 2.↲↲↲↲↲↲↲↲↲Kechichian E, Jabbour S, Haber R, Abdelmassih Y, Tomb R. Management of chondrodermatitis nodularis helicis: a systematic review and treatment algorithm. Dermatol Surg 2016;42:1125-34.
- 3.↲Di Berardino F, Zanetti D. The direct use of mobile phone and the occurrence of chondrodermatitis nodularis in the antihelix: an exemplificative case. Indian Dermatol Online J 2018;9:438-40.
- 4.↲Shah S, Fiala KH. Chondrodermatitis nodularis helicis: a review of current therapies. Dermatol Ther 2017;30. DOI: 10.1111/dth.12434.
- 5.↲De Jongh TOH, De Vries H, Grundmeijer HGLM (red.). Diagnostiek van alledaagse klachten. Bouwstenen voor rationeel probleemoplossen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2005.
- 6.↲Mohammed A, Isaacs M, Rahnama S. U-shaped neck pillow for chondrodermatitis nodularis helicis: a budget-friendly, simple alternative. J Am Acad Dermatol 2020;82:e41-2.
- 7.↲↲Cox NH, Denham PF. Intralesional triamcinolone for chondrodermatitis nodularis: a follow-up study of 60 patients. Br J Dermatol 2002;146:712-3.
- 8.↲Travelute CR. Self-adhering foam: a simple method for pressure relief during sleep in patients with chondrodermatitis nodularis helicis. Dermatol Surg 2013;39:317-9.
- 9.↲Senel E. Chondrodermatitis nodularis chronica helicis. Clin Med Insights: Dermatol 2010;3:11-3.
- 10.↲De Quintana-Sancho A, Carnero-González L, González-Pérez R, Drake-Monfort M. Usefulness of 2% topical diltiazem in chondrodermatitis nodularis helicis: a report of 2 cases. Actas Dermosifiliogr 2019;110:251-3.
- 11.↲Beck MH. Treatment of chondrodermatitis nodularis helicis and conventional wisdom? Br J Dermatol 1985;113:504-5.
- 12.↲Pellegrino M, Taddeucci P, Mei S, Peccianti C, Fimiani M. Chondrodermatitis nodularis chronica helicis and photodynamic therapy: a new therapeutic option? Dermatologic Therapy 2011;24:144-7.
Reacties (2)
Reactie namens de auteurs:
Dank voor de toevoeging.
Onzes inziens kan een dergelijke chirurgische behandeling inderdaad ook door een huisarts uitgevoerd worden, mits men zich hiertoe bekwaam voelt en voldoende ervaring heeft. Omdat we inschatten dat de meeste huisartsen zich hiertoe minder bekwaam zullen voelen en slechts sporadisch in aanraking zullen komen met CNCH, hebben we in ons artikel vooral willen adviseren om te verwijzen naar de medisch specialist.
We raden huisartsen die de behandeling zelf willen uitvoeren aan om altijd materiaal voor pathologisch onderzoek in te sturen, om zeker te weten dat het om CNCH gaat. Bovendien is het belangrijk dat het kraakbeen zo glad mogelijk gemaakt wordt tijdens de behandeling, omdat een patiënt anders nog steeds klachten van irritatie kan blijven ervaren.
Pim Keurlings en Satish Lubeek
- Login om te reageren
Ik ben gewend om deze aandoening operatief te behandelen in de huisartspraktijk, dus dat scheelt hoge zorgkosten. Met goede desinfectie, lokale verdoving, openklappen van de huid, wegkrabben van de nodulus met een scherpe lepel en de huid sluiten met huidlijm, lijkt het mij een simpele oplossing als conservatief niet werkt. Ik heb nooit complicaties gezien en bespreek ze wel vooraf.
- Login om te reageren