In het Journaal van januari geeft de hoofdredacteur een samenvattend oordeel over de onderzoeken omtrent de praktijkondersteuner (H&W 2004;47:1) Het is opmerkelijk dat hij de RCT van Van Son et al.,1die in hetzelfde nummer staat, in één adem noemt met de door hem terecht als kwetsbaar beoordeelde meta-analyse van Van de Berg et al.2Voor hem heeft het nut van de praktijkondersteuner vooral met emotie te maken, want ‘hij zou zijn praktijkondersteuner niet willen missen’. Wij vinden dat zijn beoordeling – die eerder op een veroordeling lijkt – onvoldoende recht doet aan de feiten. Uit het onderzoek van Van Son et al. blijkt dat er wel degelijk sprake is van verlichting van de werkdruk voor de huisarts bij patiënten met diabetes.1Bij patiënten met astma en COPD is die verlichting niet opgetreden. Van een systematisch controlebeleid door de huisarts was bij de meeste astma/COPD-patiënten nog geen sprake, zodat er geen substitutie plaatsvond. De inzet van de praktijkverpleegkundige was in eerste instantie nodig om de kwaliteit van de zorg te verbeteren. Ten aanzien van patiënten met diabetes bestaat er al langer een traditie van bijzondere aandacht en protocollair werken in de huisartsenpraktijk, zodat overdracht van patiënten van huisarts naar ondersteuner makkelijker is. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er een verschil in vermindering van werkdruk tussen de diverse categorieën is gevonden. Een adequate inzet van de praktijkondersteuner zal, indien nodig, eerst leiden tot een inhaalslag van de kwaliteit van de zorg, en pas daarna tot substitutie en verlichting van de werkdruk. We willen (nog eens) opmerken dat de nulhypothese niet was om ‘te bewijzen’ dat de praktijkondersteuner betere zorg levert, maar dat de zorg ten minste gelijkwaardig is aan de huidige zorg door de huisarts, en mogelijk ook verlichting van de werkdruk brengt. En dat bevestigden Van Son et al. in hun onderzoek. De opinie van de hoofdredacteur komt op een politiek cruciaal moment. Juist in een fase waarin onze beroepsgroep na veel aarzeling de inzet van de praktijkondersteuner accepteert en beseft dat die inzet bijdraagt aan de (dreigende) tekorten in de huisartsenzorg, dreigt deze winst in het politieke debat weer verloren te gaan. Het wordt de minister wel erg makkelijk gemaakt. Hij kan simpel verwijzen naar het commentaar van de hoofdredacteur van ons wetenschappelijk tijdschrift! Ook wij beseffen dat de tot nu toe bekende onderzoeken niet eenduidig op effectiviteit wijzen. We hebben daar echter redenen voor aangegeven.3 Het hoofdredactionele commentaar is onzorgvuldig en onnodig tendentieus. Harry Crebolder, George Beusmans
Antwoord
Elk commentaar heeft enige gelijkenis met het geroep vanaf het balkon naar de bühne. In dit geval die van de wetenschap in het artikel van Van Son et al. en de meta-analyse van het NIVEL. Uit die meta-analyse kan je met de beste wil van wereld niet halen dat de werkdruk vermindert en ook uit de Maastrichtse RCT blijkt dat niet overtuigend. Per diabetespatiënt is er – volgens tabel 2 – in de POH-groep één bezoek per jaar minder. Bij een prevalentie van 25/1000 zijn dat in een normpraktijk ongeveer 50 bezoeken op jaarbasis. Een gemiddelde huisarts heeft 32 consulten per dag. Mijn POH bespaart mij op dit terrein dus anderhalve dag werk per jaar. Daarmee is overigens geheel niet gezegd dat ze geen waardevol werk doet (complexe ouderenzorg, wondbehandeling en management). Dat de kwaliteit van het werk van een POH gelijk is aan dat van de huisarts lijkt in de trial aannemelijk gemaakt, maar één zwaluw maakt hier nog geen lente. Bovendien zijn er voor een zogenaamde equivalentietrial meestal aanzienlijk meer patiënten nodig dan hier zijn ingesloten. Je wilt immers met zekerheid zeggen dat er geen verschil tussen twee interventies is. Bij het opstellen van richtlijnen verlangen we meerdere trials om een aanbeveling te kunnen doen. Ik zou niet weten waarom we bij veranderingen in de zorg minder stringent in onze wetenschappelijke eisen zouden moeten zijn. Crebolder en Beusmans dichten mij ook aanzienlijk meer invloed toe dan ik heb. Nimmer heb ik ergens enige gedragsverandering gezien door mijn stukjes. Soms vind ik dat jammer, maar anderen, waaronder mijn gewaardeerde Limburgse collega's, zullen blij zijn dat men niet naar zo'n mopperende Waldorf op het balkon van de Muppetshow luistert. Joost Zaat
Literatuur
- 0.Van Son L, Vrijhoef H, Crebolder H, van Hoef L, Beusmans G. De huisarts ondersteund. Een RCT naar het effect van een praktijkondersteuner bij astma, COPD en diabetes. Huisarts Wet 2004;47:1-21.
- 0.Van de Berg M, De Bakker D. Meta-analyse. Introductie praktijkondersteuning op HBO-niveau in de huisartspraktijk in Nederland. Utrecht: NIVEL, 2003.
- 0.Beusmans G, Crebolder H. Praktijkverpleegkundige voor diabetes mellitus Huisarts Wet 2004; 47:56-7.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.