Van de kinderen onder de 15 jaar had 4,5% in 2001 contact met de huisarts wegens astma. Woonomstandigheden lijken een rol te spelen in het wel of niet krijgen van de diagnose astma.
Het aantal mensen met astma stijgt al jaren. Dat geldt ook voor kinderen. Onderzoekers suggereren verschillende oorzaken voor deze toename. Zo is er de hygiënehypothese: we zouden onze huizen veel te goed schoonmaken en te weinig infecties doormaken, waardoor ons immuunsysteem ‘allergisch’ gaat reageren. In het verlengde van de hygiënehypothese is er de theorie dat kinderen die opgroeien op een boerderij minder allergieën, waaronder astma, ontwikkelen doordat ze op jonge leeftijd in aanraking komen met micro-organismen als parasieten en wormen in mest.
Welke kinderen krijgen de diagnose astma?
Van de drie kinderen die voor astma contact hebben met de huisarts gaat het gemiddeld om twee jongens tegenover één meisje (tabel). De huisarts ziet ook vaker jonge kinderen met astma dan oudere kinderen, net als kinderen die opgroeien in een klein gezin (minder dan vier kinderen) in vergelijking met kinderen uit een groot gezin. Kinderen die op het platteland wonen hebben een kleinere kans op contact met de huisarts wegens astma dan stadskinderen. In tegenstelling tot verwacht lijkt het opgroeien in een boerengezin niet relevant te zijn.
Odds-ratio | 95%-BI | |
---|---|---|
Jongens ten opzichte van meisjes | 1,47 | 1,35-1,60 |
Leeftijd (ten opzichte van 10-14 jaar) - 0-4 - 5-9 | 1,58 1,29 | 1,41-1,77 1,16-1,44 |
Aantal thuiswonende kinderen (ten opzichte van =4 kinderen) - 1 kind - 2 kinderen - 3 kinderen | 1,39 1,50 1,29 | 1,15-1,69 1,26-1,78 1,07-1,55 |
Platteland ten opzichte van stad | 0,87 | 0,80-0,95 |
Opgroeien in boerengezin ten opzichte van niet-boerengezin | 0,81 | 0,61-1,08 |
Mogelijke verklaringen
Voor de ene ouder is de drempel om met (milde) klachten van zijn of haar kind naar de huisarts te gaan hoger dan voor de andere. Dit zou een deel van de gevonden verbanden kunnen verklaren. Zo is bekend dat kinderen uit grote gezinnen minder vaak bij de huisarts komen. Kinderen onder de 4 jaar bezoeken de huisarts juist vaker, waardoor zij een hogere kans hebben op de diagnose astma. Overigens is de diagnose astma bij deze groep moeilijk te stellen. Vaak zal het een ‘waarschijnlijkheidsdiagnose’ zijn met bijbehorende proefbehandeling. Een verschil in geneigdheid de huisarts te bezoeken kan geen verklaring zijn voor het lagere aantal plattelandskinderen met de diagnose astma. Zij komen gemiddeld juist vaker bij de huisarts (3,3 versus 3,1 contacten per jaar). De hygiënehypothese kan een andere (deel)verklaring zijn voor de gevonden verschillen. Kinderen uit grote gezinnen hebben meer kans op infecties via broertjes en zusjes. Het doormaken van infecties zou voorkomen dat het immuunsysteem allergisch gaat reageren. Dat stadskinderen vaker de diagnose astma krijgen, zou kunnen komen door de ernstiger luchtvervuiling in de stad.
De hier beschreven analyses zijn uitgevoerd met LINH-gegevens in het kader van de tweede Nationale Studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk (2001; www.nivel.nl/nationalestudie). Gegevens van 49.381 kinderen onder 15 jaar zijn gebruikt, 2216 van hen kregen de diagnose astma. Beroepsgegevens van de ouders zijn afkomstig uit de patiëntenregistratie. LINH is een project van NIVEL, WOK, LHV en NHG. Voor meer informatie over LINH kunt u terecht op de website (www.linh.nl). Reacties naar info@linh.nl.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.