Casus
Patiënt: Een 50-jarige man belde 3 dagen geleden de huisarts met milde keelpijn. Hij was bang voor COVID-19. In overleg met de doktersassistente heeft hij zich – bij afwezigheid van alarmsymptomen tijdens de telefonische triage – daarop laten testen. De uitslag blijkt nu negatief en hij wil graag op het spreekuur komen. Hij heeft nog steeds keelpijn, maar inmiddels ook branderige pijn bij het borstbeen. Hij is bang voor een longontsteking.
Voorgeschiedenis: Gastritis.
Medicatie: Pantozol 1d 20 mg incidenteel.
Anamnese: De patiënt heeft 3 dagen keelpijn en algehele malaise, geen koorts, geen slikklachten, nauwelijks hoesten, geen dyspnoe en geen sputum. Rondom het borstbeen heeft hij een branderig gevoel dat verergert bij platliggen. Deze pijn is niet inspanningsgebonden. De patiënt heeft deze pijn nooit eerder gehad. Hij heeft het gevoel ‘dat er meer aan de hand is’. Hij is sportief, maar de laatste maanden is hij snel vermoeid en bij wandelen vaak wat benauwd. Hij rookt 10 sigaretten per dag.
Lichamelijk onderzoek: Bloeddruk 134/84 mmHg, pols 80/min, regulair. Saturatie 98%. Temperatuur 37,0° C. Geen vegetatieve verschijnselen. Keel: lichtrood aspect van de achterste farynxwand. Palpatie van de borstkas doet geen pijn, het branderige gevoel zit volgens hem dieper. Hart: normale tonen, geen souffle. Longen: symmetrisch, vesiculair ademgeruis, zonder bijgeluiden.
De huisarts twijfelt. De man voelt zich niet goed, maar maakt een weinig zieke indruk. De branderige pijn peristernaal is niet goed te duiden. De klachten zijn niet typisch voor een acuut coronair syndroom of pericarditis, mogelijk is er refluxoesofagitis. Ter verdere differentiatie doet de huisarts een CRP-sneltest en maakt hij een ecg. Het CRP is 33 mg/l. Het ecg ziet u hieronder afgebeeld.
Opgave
➤ Het antwoord vindt u hier.
Literatuur
Reacties
Er zijn nog geen reacties.