Wetenschap

Elkaar stimuleren in wetenschappelijk onderzoek bij de CWO

De in 1957 opgerichte NHG-Commissie Wetenschappelijk Onderzoek (CWO) hield in haar ruim 60-jarige bestaan meer dan 600 maandelijkse bijeenkomsten. Wat droeg de commissie bij aan de ontwikkeling van de huisartsgeneeskunde, wat heeft zij de leden gebracht en wat kan zij betekenen voor de toekomst van de huisartsgeneeskunde? Wij rubriceerden de proefschriften van huidige en voormalige CWO-leden en interviewden een aantal van hen.
0 reacties

Samenvatting

Abstract

Donker GA, Van de Werff S, Van Asselt KM, Valk MJ, Kerseboom EM, De Kock CA, Meijer LJ, Oosterink J, Rümke-Gemmeke MP, Labots-Vogelesang SM. Mutual stimulation in primary care research in the Research Committee of the Dutch College of General Practitioners. Huisarts Wet 2021;64:10.1007/s12445-021-1223-y.

Background The Research Committee (Commissie Wetenschappelijk Onderzoek, CWO) of the Dutch College of General Practitioners, established in 1957), was an important initiator of primary care research. This function was later partially taken over by the Institutes of General Practice. The CWO continues to support research carried out by practicing general practitioners. This study investigated the contribution of the CWO to family medicine.

Method All 71 PhD theses written by CWO members were analysed, by decade, by organ system, theme, research institute, sex, and age. Five members/ex-members were also interviewed.

Results Relatively many CWO members did their PhD studies at Nijmegen, Utrecht, and Amsterdam. Their mean age was 43 years; it increased after 2010 to 48 years. In 1959–2000, 11% of the PhD candidates were women and in 2000–2020 38%. The most common PhD studies concerned cardiovascular and infectious diseases, and general topics such as gut feelings, guidelines, evidence-based medicine, quality of care, and reporting medical treatment. The interviewees valued the comradery, the open attitude, the lack of hierarchy, and the possibility to follow your own path.

Conclusion The CWO enables research that falls outside the research programmes of university GP institutes, research that would otherwise not be performed. The CWO contributes to the scientific basis of family medicine and the development of practice guidelines.

CWO
De CWO biedt een platform voor huisartsen die bepaalde onderzoeksvragen verder willen uitdiepen.
© Shutterstock

Wat is bekend?

  • De Commissie Wetenschappelijk Onderzoek (CWO) is de oudste NHG-commissie. Ze werd opgericht in 1957 om het huisartsenvak wetenschappelijk uit te diepen.

  • Vooral in haar beginjaren droeg de CWO veel bij aan de wetenschappelijke onderbouwing van de huisartsgeneeskunde en aan de ontwikkeling van NHG-Standaarden.

Wat is nieuw?

  • De CWO biedt tegenwoordig vooral ruimte aan onderzoek buiten de gebaande paden, dat anders niet tot stand zou komen.

  • Promotieonderwerpen die momenteel in de belangstelling staan, zijn palliatieve zorg en samenwerking met andere disciplines.

De Commissie Wetenschappelijk Onderzoek (CWO) was de eerste commissie van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG). Zij werd in 1957 ingesteld om het huisartsgeneeskundige handelen een wetenschappelijke basis te geven.12 Het bestuur schreef dat jaar in het meinummer van Huisarts en Wetenschap (H&W): ‘Naar het oordeel van het bestuur dienen wetenschappelijke onderzoekingen aan verschillende voorwaarden te voldoen, maar vooral aan geneeskundig wetenschappelijke normen, ethische toelaatbaarheid en praktische uitvoerbaarheid. Op grond van deze overwegingen heeft het bestuur van het N.H.G. in overleg met het congres een commissie wetenschappelijk onderzoek ingesteld.’34

De eerste commissieleden waren NHG-voorzitter Hein Hogerzeil, Flip Koperberg, Gerard Bos, Kornelius van Deen, Frans Huygen en Wim Vasbinder. Kornelius van Deen was in 1952 gepromoveerd op Arbeidsanalyse van een plattelandspraktijk, Frans Huygen was in 1948 gepromoveerd op Lobaire pneumonie als besmettelijke ziekte, waarvoor hij zelf de kweken bij patiënten had afgenomen. Een van de adviseurs was Just Buma, in 1949 gepromoveerd op Grondslagen van het medisch denken en handelen. Toen al was het sociale domein bij uitstek het onderzoeksgebied voor de huisarts. Het gezelschap wetenschappelijk geïnteresseerde huisartsen rekende het tot zijn taak ‘diegenen die zich met een bepaald voorstel voor een wetenschappelijk onderzoek tot het NHG wenden, te helpen bij de tenuitvoerlegging hiervan’.5

De CWO groeide uit tot een belangrijke initiator van wetenschappelijk onderzoek. De commissie kwam maandelijks bijeen, stimuleerde en begeleidde wetenschappelijk onderzoek, gaf advies over onderzoeksonderwerpen (de Wetenschapsagenda) en bood desgevraagd ondersteuning aan de afdeling Richtlijnontwikkeling en Wetenschapsbeleid van het NHG. Naarmate de universitaire huisartsinstituten tot ontwikkeling kwamen en het wetenschappelijk onderzoek daarheen verschoof, richtte de CWO zich meer op onderzoek door praktiserende huisartsen en de Nationale Onderzoeksagenda Huisartsgeneeskunde. Er is altijd onderzoek dat niet past binnen de universitaire onderzoekslijnen.

Sinds ruim 60 jaar functioneert de CWO als klankbordgroep voor geïnteresseerde huisartsen. Tijdens de maandelijkse avondbijeenkomsten ligt de nadruk op het kritisch lezen van wetenschappelijke artikelen en het bespreken en uitdiepen van onderzoeksvragen. De meer ervaren leden begeleiden beginnende leden en een deskundig adviseur geeft ondersteuning bij methodologische vraagstukken. Het NHG stelt de vergaderfaciliteiten beschikbaar. Tot de activiteiten behoren cursussen voor huisartsen en standaardwerkgroepen, zoals ‘Wetenschappelijk denken en doen’ en ‘Schatten en toetsen’, en publicaties zoals de Vraagbaak en Kritisch lezen [kader 1]. Ook is er het jaarlijkse CWO-weekend, een tweedaagse cursus waar huisartsen en onderzoekers (in opleiding) onderzoeksmethoden uitdiepen, netwerken en inspiratie opdoen.

Na ruim 600 maandelijkse bijeenkomsten lijkt een evaluatie op haar plaats. Wat heeft de CWO bijgedragen aan de huisartsgeneeskunde, wat bracht zij haar leden en wat is haar betekenis voor de toekomst?

Kader 1 | Initiatieven waarbij de CWO betrokken was

  • Wetenschappelijk onderzoek in de huisartsgeneeskunde (1983).6

  • Vraagbaak statistiek en methodologie, leidraad om artikelen te kunnen lezen en beoordelen (2003).7

  • Kritisch lezen (2009), hulpmiddel om medisch-wetenschappelijke artikelen te lezen en kritisch te beoordelen, met uitgewerkte voorbeelden en vragenlijsten. Deze opvolger van de Vraagbaak wordt gebruikt in de beroepsopleiding voor huisartsen.8

  • Nationale Onderzoeksagenda Huisartsgeneeskunde (2018), op instigatie van de CWO ontwikkeld door het NHG in samenwerking met de werkgroep Research van het Interfacultair Overleg Huisartsgeneeskunde.910

  • Het Fonds Alledaagse Ziekten, inmiddels ingelijfd bij ZonMw, financiert onderzoek naar alledaagse ziekten.

Methode

Door de jaren heen zijn veel CWO-leden gepromoveerd en sommige van die proefschriften hebben invloed gehad op de NHG-Standaarden. Om inzicht te krijgen in de bestudeerde onderwerpen deden wij literatuuronderzoek naar deze dissertaties (enkelvoudige onderzoeksartikelen lieten we buiten beschouwing).

Huisartsen komen vrijwel dagelijks in aanraking met onderwerpen die een vraag oproepen. Soms is zo’n vraag aanleiding om dieper op het onderwerp in te gaan of zelf onderzoeker te worden. Aan de hand van een interviewleidraad [kader 2] interviewden we 5 gepromoveerde (voormalige) CWO-leden over hun drijfveren om zelf onderzoek te doen. De interviews werden afgenomen door telkens 2 auteurs (EK, KK, LM, JO, PR en SW).

Kader 2 | Interviewleidraad

  • Wie, of wat, was jouw bijzondere inspirator om onderzoeker te worden?

  • Speelde de CWO hierin een rol?

  • Is er een aansprekende bevinding uit jouw onderzoek?

  • Welke effect had je promotieonderzoek op je werk nadien?

  • Kun je een ‘quote’ aan je onderzoek hangen?

  • Hoe zie je de rol van de CWO voor de toekomst?

  • Wat kun jij een beginnend huisartsonderzoeker adviseren?

Resultaten

Proefschriften

Aan de hand van de doorlopende CWO-ledenlijst vonden we 73 proefschriften. Daarvan excludeerden we er 2 omdat de promovendus korter dan 4 maanden lid was van de commissie. Van de 71 overgebleven proefschriften waren er 8 voorafgaand aan het CWO-lidmaatschap gepubliceerd maar was de auteur nadien langdurig lid of adviseur van de CWO, dus deze includeerden we ook. We registreerden het onderwerp, de wijze van onderzoek, publicatiedatum, universiteit, leeftijd en geslacht van de promovendus. Vier auteurs (GD, KvA, ML en MV) classificeerden de proefschriften onafhankelijk van elkaar naar orgaansysteem (ICPC-klasse) en thema (epidemiologie, preventie, diagnostiek, therapie, palliatieve zorg, praktijkmanagement, samenwerking). Over verschillen van inzicht werd overlegd tot consensus bereikt was; de overeenstemming vooraf was 80%. De indeling naar orgaansysteem had wel tot gevolg dat infectieziekten niet als aparte categorie in de analyse konden worden opgenomen. Om ontwikkelingen in de tijd zichtbaar te maken, hebben we onze resultaten uitgesplitst in 4 ‘decennia’, waarbij we de periode 1951-1990 als een geheel nemen.

Onderzoeksthema’s

Uit de analyse per orgaansysteem blijkt dat de grootste groep, 22 van de 71 proefschriften (31%), niet een specifiek orgaansysteem betrof [figuur 1]. Van deze 22 proefschriften gingen er 3 over infectieziekten (mazelen, ECHO-virus en tuberculose), 2 over palliatieve zorg, 2 over diverse chronische ziekten en comorbiditeit en 2 over laboratoriumonderzoek. De overige 13 behandelden ziekteoverstijgende onderwerpen zoals het niet-pluisgevoel, richtlijnen, evidencebased geneeskunde, kwaliteit van zorg en verslaglegging van medisch handelen.1113 Kleine specialismen, zoals kno en oogheelkunde, kwamen weinig aan bod. De figuur laat ook zien hoe het interessegebied per decennium verschoof. Hart- en vaatziekten en infectieziekten kwamen in alle decennia aan bod; na 1990 kregen aandoeningen van het bewegingsapparaat en de luchtwegen meer aandacht en vanaf 2000 verschenen er enkele dermatologische onderwerpen. Aandacht voor ziekteoverstijgende onderwerpen, waaronder het niet eenvoudig te onderzoeken niet-pluisgevoel, was er in alle decennia.1314

Figuur 1 | Proefschriften van CWO-leden naar orgaansysteem

Proefschriften van CWO-leden naar orgaansysteem
Proefschriften van CWO-leden naar orgaansysteem

Als we kijken naar de 7 thema’s, was de interesse in diagnostiek en therapie het grootst, en door de jaren heen constant [figuur 2]. Preventie en praktijkmanagement waren vooral in de eerste decennia actueel, palliatieve zorg en samenwerking komen op na 2010.15

Figuur 2 | Proefschriften van CWO-leden naar thema

Proefschriften van CWO-leden naar thema
Proefschriften van CWO-leden naar thema

Demografische gegevens

Aan alle Nederlandse huisartsinstituten zijn CWO-leden gepromoveerd, de meesten deden hun onderzoek gelieerd aan Nijmegen, Utrecht of Amsterdam, misschien omdat deze instituten het dichtst bij de vergaderlocatie liggen [figuur 3]. De huisartsinstituten van Rotterdam en Maastricht bestonden gedurende de eerste jaren van de CWO nog niet.

Figuur 3 | Proefschriften van CWO-leden naar universiteit

Proefschriften van CWO-leden naar universiteit
Proefschriften van CWO-leden naar universiteit

De man-vrouwverdeling onder de promovendi was zeer ongelijk, maar wordt langzaam iets evenwichtiger [figuur 4]. Janny Dekker was in 1992 de eerste vrouwelijke CWO-promovenda in haar dubbelpromotie met Joan Boeke.16 Tot 2000 was 11% van de promovendi vrouw, in de periode 2001-2020 werd dat 38%.

Figuur 4 | Proefschriften van CWO-leden naar geslacht

Proefschriften van CWO-leden naar geslacht
Proefschriften van CWO-leden naar geslacht

Veel CWO-promovendi combineren hun onderzoekswerk met de dagelijkse praktijk. Dat wordt weerspiegeld in hun gemiddeld hogere promotieleeftijd dan die van aioto’s, die promotieonderzoek combineren met een opleiding tot huisarts. Van 57 van de 71 CWO-promovendi (80%) achterhaalden we de leeftijd ten tijde van de promotie: over de hele periode was deze 43 jaar (spreiding 26-62), de promovendi na 2010 waren gemiddeld ouder, 48 jaar (spreiding 33-62).

Stellingen

Stellingen bij een proefschrift zijn niet verplicht, maar veel promovendi maken dankbaar gebruik van de mogelijkheid het onderzoek kernachtig samen te vatten en persoonlijk stelling te nemen.1725 We hebben een bloemlezing gemaakt van de stellingen uit 15 van de 71 proefschriften (zie [tabel]). De stellingen hadden doorgaans betrekking op de huisartsgeneeskunde en het onderzoeksonderwerp, soms ook helemaal niet.1126 Opvallend is de poëtische kwaliteit van sommige stellingen.1317

Interviews

De CWO als inspiratiebron

De meeste geïnterviewden waren onderzoek gaan doen vanuit de persoonlijke wens om zich te verdiepen in een onderwerp naast de dagelijkse praktijk. Meestal gebeurde dit in de loop van hun carrière, op het moment dat zij het huisartsenvak voldoende in de vingers hadden.

Siep Thomas (promotie 1968,26 CWO-lid 1974-1985) promoveerde voordat hij huisarts werd. Thomas was geïnteresseerd in wetenschappelijk onderzoek en mocht op grond van een uitmuntend tentamen pathologie promoveren bij professor Hoedemaker in Groningen. Het feit dat Thomas gepromoveerd was, was in de jaren zeventig reden om hem uit te nodigen voor de CWO en als commissievoorzitter gaf hij de aanzet tot de NHG-Standaarden. Het onderzoek op de huisartsinstituten stond nog in de kinderschoenen en de CWO speelde een grote rol in de wetenschappelijke onderbouwing van het huisartsgeneeskundig handelen.

Janny Dekker (promotie 1992,16 CWO-lid 1985-2004) was een bevlogen huisarts. Zij zag de CWO als bron van vooral praktische kennis over wetenschappelijk onderzoek: uitwisseling van ervaring en ideeën, brainstormen over onderzoeksvragen en deze formuleren.

Peter Lucassen (promotie 1999,27 CWO-lid 1987-1997) had nog niet de wens om te promoveren, maar werd lid van de CWO uit een behoefte om kritisch te leren lezen. Daar vond hij collega’s die kritisch konden meedenken toen hij zich vanuit zijn eigen praktijk vragen begon te stellen over het verband tussen huilbaby’s en voeding. Zijn onderzoek leverde hem meer zelfvertrouwen in contacten met specialisten.

Jacquelien Dros (promotie 2013,23 CWO-lid 2004-2014) werd CWO-lid na een CWO-weekend. Zij ondervond van de andere leden vooral veel steun en kameraadschap zonder competitie. De CWO-weekenden waren voor haar een moment van bijzonder praktische scholing en reflectie.

Mark Valk (promotie 2017,25 CWO-lid 2010-heden) deed al onderzoek naar hartfalen voordat hij lid werd van de CWO. De CWO bood hem verbreding en verdieping in de verschillende fasen van zijn promotie-onderzoek. De geboden ruimte hielp hem te groeien in zijn rol als onderzoeker en expert. Zijn onderzoekservaring bood hem structuur bij het monitoren van ziekteprocessen.

Wat leverde het lidmaatschap op?

Bij alle geïnterviewden zagen we dezelfde motivatie, bestaande uit nieuwsgierigheid tezamen met verwondering over ontbrekende kennis en de behoefte om een bijdrage te leveren aan de wetenschappelijke basis van de huisartsgeneeskunde. Het doen van onderzoek beïnvloedde hun beleving van het dagelijks werk: sommigen voelden zich completer als arts. Op het professionele vlak opende het CWO-lidmaatschap nieuwe deuren: meewerken aan de ontwikkeling van een NHG-Standaard of aan richtlijnen voor samenwerking met andere disciplines, onderwijs geven, een onderzoeksaanstelling bij een wetenschappelijk instituut, de redactie van een medisch tijdschrift of lidmaatschap van de standaardenautorisatiecommissie van het NHG.

Is er plaats voor de CWO in de toekomst?

De geïnterviewde huisartsen zijn het erover eens: de CWO blijft. De commissie moet haar unieke positie delen met de huisartsinstituten, waar het aioto-traject de gelegenheid biedt de opleiding tot huisarts te combineren met een begeleid onderzoekstraject.28 Na de invoering van het aioto-traject veranderde de doelgroep van de CWO geleidelijk. Het aantal proefschriften nam af en de gemiddelde leeftijd van CWO-promovendi steeg. De CWO is nu vooral een platform voor ervaren huisartsen die een onderwerp verder willen uitdiepen. Prille ideeën kunnen getoetst worden aan ervaringen en inzichten van meer ervaren onderzoekers. Kameraadschap, een open houding, het ontbreken van hiërarchie en de mogelijkheid je eigen pad te kiezen geven de commissie een enorme meerwaarde. De CWO biedt ruimte voor onderzoek dat niet past binnen de bestaande onderzoekslijnen van universitaire instituten. Alle geïnterviewden menen dat er een rol blijft voor de CWO in wetenschappelijk onderwijs en scholing: het CWO-weekend, het werkboek, de cursus Kritisch Lezen, de wetenschapsagenda.610

Beschouwing

De CWO is na ruim 60 jaar springlevend. De commissie biedt een platform aan huisartsen die al dokterend gefascineerd raken door een bepaald onderwerp en dat verder willen uitdiepen. De CWO biedt ruimte aan innovatief onderzoek buiten de gebaande paden, dat anders niet tot stand zou komen, en is een veilige, leerzame omgeving voor wetenschappelijk geïnteresseerde huisartsen. Cruciaal voor de commissie is samenwerking binnen het NHG, met het Nivel en met de huisartsinstituten. De CWO denkt mee over toekomstig huisartsgeneeskundig onderzoek, was in 2018 betrokken bij het ontwikkelen van de Nationale Onderzoeksagenda Huisartsgeneeskunde en levert bijdragen aan NHG-Standaarden, multidisciplinaire richtlijnen en Thuisarts.nl. CWO-leden zijn gewaardeerde referenten bij medische tijdschriften. Promoveren is geen voorwaarde voor CWO-lidmaatschap, geïnteresseerd zijn in kritisch lezen wel. Wie weet volgt die promotie alsnog!

Kader 3 | Leden en oud-leden over de CWO

Siep Thomas (1974-1985):

  • ‘Een inspirerende kweekvijver.’

  • ‘Mijn leidmotief was willen weten hoe het zit en de vraag beantwoorden: ‘Wat is goede kwaliteit?’

  • ‘Ook al doe je niets aan onderzoek dan is het toch leuk bij de CWO. Het blijft kriebelen en ineens ontspruit er iets.’

Janny Dekker (1985-2004):

  • ‘Als student had ik al een ideaal om de geneeskunde vooruit te helpen door het doen van onderzoek, bijvoorbeeld door het oplossen van het kankerprobleem.’

  • ‘De cirkel rond maken: probleem, onderzoek en dan weer terugbrengen in de praktijk.’

Peter Lucassen (1987-1997):

  • ‘Er zat heel weinig dwang en drang achter. Dat was heel fijn.’

  • ‘Irritatie heeft mij veel gebracht ja, dat. Wel altijd gecombineerd met nieuwsgierigheid.’

  • ‘Ik voelde mij sterker als huisarts.’

Jacquelien Dros (2004-2014):

  • ‘Door lid te zijn van de CWO zit je gelijk in een veel groter netwerk, zit je direct in een landelijk netwerk, daar kun je veel profijt van hebben.’

Mark Valk (2010-heden):

  • ‘Wat dat betreft heb je het hele palet van mensen waaraan je je kunt spiegelen.’

Tabel: Bloemlezing van stellingen uit proefschriften van CWO-leden, 1959-2020
Jaar Auteur Onderwerp Onderbouwde stelling Vrije stelling
1959 Frans van der Reep Tuberculose Bij vastgesteld cholesteatoom operere men zo spoedig mogelijk.11 De psychotherapie in een huisartsenpraktijk is gekenmerkt door geheel eigen mogelijkheden.
1970 Siep Thomas Maagcarcinoom Het vlees- en vleeswarenbesluit en het kaasbesluit van de warenwet dienen zodanig te worden gewijzigd, dat het gebruik van nitraat en nitriet bij de bereiding van vleeswaren en van nitraat bij de bereiding van kaas niet meer wordt toegestaan.26 De gehuwde student kan zijn effectieve studietijd verlengen door vóór de afwas de aardappelkookpan te laten weken.
1992 Janny Dekker en Joan Boeke Vaginale klachten Bij meer dan een derde van de vrouwen die wegens vaginale klachten de huisarts bezoeken wordt een candidose vastgesteld. Bij bijna evenveel vrouwen is geen enkele microbiële afwijking te vinden.16 De vagina geurt; gelukkig maar.
1996 Arie Knuistingh Neven Slaapapneusyndroom Ademstilstanden tijdens de slaap zijn van belang, indien deze gepaard gaan met verschijnselen zoals arousals, zuurstofdesaturaties en hartritmeveranderingen.17 Slapen is soms een adembenemende bezigheid.
1999 Leo Veehof Polyfarmacie Onderzoek naar problemen ten gevolge van geneesmiddelen moet zich richten op ervaren problemen en niet op potentiële problemen.18 Het aantal auteurs boven een wetenschappelijk artikel is niet recht evenredig met de kwaliteit van het artikel.
2001 Nettie Blankenstein Somatiserende patiënten Patiënten ervaren meer winst van reattributie dan hun huisartsen.19 Leiding geven is meer dan leiding nemen.
2002 Jako Burgers Richtlijn-ontwikkeling Overeenkomsten en verschillen tussen richtlijnen zijn slechts voor een klein deel te verklaren op basis van onderliggend wetenschappelijk bewijs.12 Door internet dreigt het gevaar dat ook patiënten aan de kandidatenziekte gaan lijden.
2003 Kristel van Asselt Leeftijd menopauze Vrouwen met een ongunstig cardiovasculair risicoprofiel en draagsters van de factor V Leiden mutatie hebben een vroegere menopauze. Deze bevinding zou kunnen duiden op een vasculaire component van vrouwelijke fertiliteit.20 De maatregel om zowel de pil als IVF uit het ziekenfondspakket te halen kan als resultaat hebben dat de gemiddelde leeftijd waarop vrouwen hun eerste kind krijgen zal dalen.
2004 Lex Goudswaard Diabetes mellitus Voor het merendeel van de patiënten met type-2-diabetes die in aanmerking komen voor insuline is een avondinjectie met langwerkende insuline als toevoeging aan de bestaande medicatie een simpele, effectieve en veilige behandeling.21 Werkafspraken tussen huisarts en specialist hebben pas zin als beiden beschikken over beroepsspecifieke standaarden.
2005 Wim Opstelten Herpes zoster Een epidurale injectie met corticosteroïden en lokaal anaesthetica bij ouderen in de acute fase van gordelroos helpt niet om langdurige pijnklachten te voorkomen.22 De duurste therapie is de therapie die niet werkt.
2010 Erik Stolper Niet-pluisgevoel Het ‘pluis en niet-pluis’ gevoel is in het diagnostisch redeneren van de huisarts niet weg te ‘denken’. De diagnostische betekenis ervan optimaal leren gebruiken dient een onderdeel van de opleiding tot huisarts te zijn.13 Nu zorg een product en ziekte een schadelast wordt, is compassie een onmisbare randvoorwaarde voor hulpverlening.
2013 Jacquelien Dros Duizeligheid Niet een aandoening in het evenwichtsorgaan, maar een cardiovasculaire aandoening is de meest voorkomende aandoening van duizeligheid bij ouderen in de huisartspraktijk.23 Durven is even je evenwicht verliezen; niet durven is uiteindelijk jezelf verliezen.
2017 Ibo Souwer Winterhanden en wintertenen Medicamenteuze behandeling van chronische perniones met vitamine D, nifedipine of betamethasoncrème is niet zinvol.24 Warme urine (zowel van het rund als humaan), paardenmest in warm water, witte olie, inwrijven met een ui, wisselbaden en op blote voeten lopen in de sneeuw zijn allemaal effectief bij chronische perniones (mededelingen van patiënten).
2017 Mark Valk Hartfalen Patiënten met hartfalen hebben vaak niet-herkend COPD.25 Werken aan huis verstevigt de band met je kinderen.
2020 Kees de Kock Problemen met werk Huisartseninformatiesystemen moeten registratie van het beroep faciliteren.15 De coronacrisis toont de waarde van een zorgzame samenleving
Donker GA, Van de Werff S, Van Asselt KM, Valk MJ, Kerseboom EM, De Kock CA, Meijer LJ, Oosterink J, Rümke-Gemmeke MP, Labots-Vogelesang SM. Elkaar stimuleren in wetenschappelijk onderzoek bij de CWO. Huisarts Wet 2021;64:DOI:10.1007/s12445-021-1223-y.
Mogelijke belangenverstrengeling: niets aangegeven. Alle auteurs zijn lid van de commissie wetenschappelijk onderzoek.

Literatuur

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen