De auteurs van dit historische cohortonderzoek includeerden 895 patiënten van wie de huisarts een klinisch vermoeden had van DVT of longembolie en patiënten bij wie de huisarts in 2015 een d-dimeer had aangevraagd. Van de 895 patiënten werd 52,5% met spoed (< 7 dagen) verwezen naar het ziekenhuis, 8% met semi-spoed (> 7 dagen) en werd 39,4% niet verwezen. De meerderheid van de urgent verwezen patiënten (72,3%) werd verwezen op basis van de kliniek en een positieve d-dimeer. Vrijwel al deze patiënten hadden een verhoogde d-dimeer (97,1%) waarvan bij slechts 15,5% sprake was van een tromboveneuze embolie. Bij 84,5% van de patiënten met een verhoogde d-dimeer bleek er sprake te zijn van een andere diagnose. Van de puur op het klinisch beeld urgent verwezen patiënten bleek 73,8% een tromboveneuze embolie te hebben en 26,2% een andere diagnose. Uiteindelijk bleek in totaal 31,3% van de met spoed verwezen patiënten een tromboveneuze embolie te hebben. Van de niet-urgent verwezen patiënten had één patiënt een tromboveneuze embolie.
In het artikel ontbreekt informatie over de Wells-score. Een lage Wells-score in combinatie met een negatieve d-dimeer sluit een tromboveneuze embolie veilig uit. Uit dit onderzoek valt niet op te maken op welke manier de Wells-score het aanvragen van een d-dimeer heeft beïnvloed. Van de niet-verwezen patiënten met een positieve d-dimeer blijft de reden waarom zij niet zijn verwezen onduidelijk. Wel is duidelijk dat bij een sterk klinisch vermoeden van een tromboveneuze embolie een d-dimeer weinig toevoegt aan de klinische blik van de huisarts.
Literatuur
- Schols AMR, et al. General practitioner use of D-dimer in suspected venous thromboembolism: historical cohort study in one geographical region in the Netherlands. BMJ Open 2019;9:e026846.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.