Van Gijn, Van den Berg en Van Lier beschreven een zeldzame hartchirurgische complicatie op een voor de huisarts lezenswaardige wijze (H&W 2003;46:624- 6). Ze vestigen de aandacht op de pulsus paradoxus, die gemakkelijk en snel te meten zou zijn en waarvan de aanwezigheid sterk wijst op een harttamponnade. Omdat ik geen ervaring heb met het vaststellen van dit verschijnsel, las ik met belangstelling de uitleg van de auteurs. Ik begreep dat men spreekt van pulsus paradoxus als er een verschil van meer dan 10 mmHg bestaat tussen de systolische druk, waarbij zo af en toe een toon hoorbaar is, en de systolische druk waarbij álle tonen hoorbaar zijn. Dit ken ik echter als uiting van boezemfibrilleren, een differentiële diagnose die zij niet noemen. Bij boezemfibrilleren zijn er hartvullingsverschillen niet zozeer door in- en expiratie als wel door de timingproblemen van hartcontracties. Deze timingproblemen zijn overigens gemakkelijk waarneembaar als irregulaire tonen, waardoor de differentiële diagnose boezemfibrilleren in het algemeen wel te stellen is. Omdat boezemfibrilleren veel vaker voorkomt dan een harttamponnade, denk ik dat een patiënt met moeheidsklachten (en een snelle pols) in de weken na een coronary-bypassoperatie vaker boezemfibrilleren zal hebben dan een harttamponnade. Aandacht voor fysisch-diagnostische gelijkenis van beide aandoeningen lijkt mij dus van belang om in voorkomende gevallen de juiste balans te vinden tussen onnodige paniek en adequate spoedverwijzing. Teun Spies
Reacties
Er zijn nog geen reacties.