Wat bewoog je om teamarts te worden van de Nederlandse hockeymannen?
“Dat ik zelf topsporter ben geweest, speelt natuurlijk een rol. Ik heb ook lang gedacht dat ik sportarts zou worden, maar uiteindelijk vond ik dat vak – met zijn jonge en gezonde patiëntenpopulatie – te beperkt. Toen ik echter de kans kreeg om het dameshockeyteam te begeleiden, greep ik die meteen. Dat heb ik elf jaar gedaan. Sinds 2016 begeleid ik de mannen. Ik beschouw het als een voorrecht dat ik de hele wereld met ze mag rondreizen om samen mooie prestaties te leveren. Dat geeft weer frisse energie om in de praktijk aan de slag te gaan. Voor mij is het een manier om het huisartsenvak op een prettige manier vol te houden, want dat heb ik de afgelopen twintig jaar steeds pittiger zien worden. Maar ik ben en blijf in de eerste plaats huisarts.”
Hoe passen je twee functies bij elkaar?
“Het mooie van het huisartsenvak vind ik de langdurige relaties die je opbouwt met patiënten. Dat doe ik in het hockeywerk natuurlijk ook. Het verschil is dat ik daar vooral acute traumatologie zie. Er gebeurt nogal wat met die sticks, de harde bal en het snelle veld, zoals vingerkneuzingen, enkelinversies en ‘ijsbeentjes’: spierkneuzingen door een stick of bal op het dijbeen. En snijwonden van opspringende ballen, vaak in het gezicht. Dan moet je bijvoorbeeld heet van de naald een wenkbrauw hechten. Daarnaast hebben spelers ook huis-tuin-en-keukenklachten. Dan ben ik gewoon huisarts, met dat verschil dat ze me altijd kunnen bellen of appen. De band die ik met ze heb is wel veel persoonlijker, omdat we samen zoveel emotionele en spannende dingen meemaken.”
Ik zie vooral acute traumatologie, zoals vingerkneuzingen, enkel-inversies en ‘ijsbeentjes’.
Wat doe je aan preventie?
“Als medisch team – we doen alles in teamverband – proberen we de spelers zo goed en fit mogelijk aan de start te krijgen. We keuren ze en letten goed op of ze geen medicatie gebruiken waar doping in zit, wat verder gelukkig geen onderwerp is in het hockey. Als je in India bent moet je erg je best doen om te voorkomen dat iedereen reizigersdiarree krijgt. En dan is er nog de belasting. Die houden we goed in de gaten, omdat je van hockey niet kunt leven. Daarom studeren of werken de meeste hockeyers erbij. Ik kijk nadrukkelijk niet alleen naar de korte termijn, want het is ook onze taak topsporters zo goed mogelijk af te leveren na hun carrière. Zelf denken ze daar helemaal niet aan, ze willen nú spelen.”
Als jij vindt dat iemand van het veld moet, gebeurt dat ook?
“Ja, dat gaat heel goed, mede doordat de bondscoach de professionaliteit van het medisch team volledig respecteert. Natuurlijk zijn er soms verschillen van mening, zoals een speler die het veld weer op wil na een forse tik op zijn hoofd. Je moet dan hyperalert zijn, want door de adrenaline voelt hij niet hoe hard de klap was. In zo’n geval bescherm je een sporter tegen zichzelf.”
Hoe is de samenwerking met specialisten?
“Ik heb een heel goed netwerk van collega-huisartsen, orthopeden, sportartsen en chirurgen. Dat heb ik vooral opgebouwd dankzij de NOC*NSF-masterclasses door specialisten die iets met sport hebben. We hebben allemaal nulzesnummers uitgewisseld en we schakelen heel snel. Dat is zeker ook handig voor mijn werk in de praktijk.”
Huisarts en voormalig wedstrijdzwemster Conny van Bentum combineert een duopraktijk in Amersfoort met de (betaalde) functie van teamarts OranjeHockey Heren. Tijdsverdeling: 50/50.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.