Handige handen
Ik hoor nog vaak de trotse opmerking van mijn moeder in mijn hoofd: ‘Je ziet die meid nooit met lege handen.’ En dat was ook zo, als kind handwerkte ik graag en ik had altijd wel een borduur-, haak- of breiwerkje in mijn vingers. Later werd dat ‘kunst’ en maakte ik enorme wandkleden waarin ik diverse technieken en materialen verwerkte. En nog weer later ging ik schilderen en beeldhouwen. Ik vond het heerlijk om met een flinke kwast grote doeken op te zetten, of juist lekker te priegelen met een klein penseeltje om op precies de goede plek nog een laatste accentje aan te brengen. En het meest ontspannende geluid dat ik ken is het ritmische slaan van mijn houten klos op beitels en gutsen in een mooi stuk albast. Behalve een uitlaatklep voor mijn creativiteit was al dat schilderen, hakken en schuren ook nog een fijne agendavulling. Er waren wekelijkse bijeenkomsten van medecreatievelingen in een gezamenlijk gehuurd atelier. En elk jaar ging ik wel een weekje ‘op kamp’: groepsreizen naar Griekenland, Spanje, Frankrijk en Slowakije waar alle deelnemers elke dag achter hun schildersezeltje kropen. Of lange weekends varen op de Maas op de tjalk van een bevriende kunstenaar om samen te schilderen en – ook belangrijk! – te slempen…
Niet-bestaande diagnose
Op een kwade dag was dat opeens allemaal voorbij. Na een periode van veel te hard werken, flinke stress en ook nog eens frustratie op mijn werk, had ik van het ene moment op het andere geen zeggenschap meer over mijn handen en armen. Trillende, schokkende, stuurloze aanhangsels van mijn lichaam waren het geworden, tintelend, doof, pijnlijk en bovenal onbruikbaar. Als je in mijn bovenarmen kneep, was daar geen greintje spiermassa meer te ontdekken. En mijn handen verloren om de haverklap letterlijk hun grip op zelfs de lichtste, makkelijkst hanteerbare dingen. ‘RSI’, zei de bedrijfsarts. En met die ‘niet bestaande diagnose’ begon een eindeloze lijdensweg. Rust was het eerste advies. Daarna moest ik juist gaan sporten. Via mijn werkgever kreeg ik een ‘RSI-cursus’, waarin ik een ongelofelijke berg vaagheden over mij heen gestort kreeg. Mijn werkplek werd aangepast zodat alles in hoogte en diepte verstelbaar was; mijn muis werd een futuristisch ogend geval en als klap op de vuurpijl adviseerde de bedrijfsarts mij een ‘beeldschermbril’. De klachten werden niet veel beter en de prognose was ook niet goed, zo was me wel duidelijk: dit leek een levenslang vonnis! Maar het bleek nog erger te kunnen. Het schuren van een pannetje dat ik had laten aanbranden, luidde een volgend stadium in. Mijn vroeger zo mooie, sterke handen zwollen op tot sponzige, rode, warme, kloppende hompen vlees. De pijn werd zo erg dat ik niet kon slapen en iemand een hand geven was er niet meer bij. Fietsen werd onmogelijk, evenals mijn haar föhnen, groenten snijden, een briefje schrijven of tuinieren. Een kopje koffie moest ik met twee handen optillen.
Blinde paniek
Mijn huisarts deed zijn best en stuurde mij naar de fysiotherapeut die iets vaags deed (ik geloof dat het ‘bindweefselmassage’ heette) en naar de reumatoloog die mij door allerlei ziekenhuismolens liet gaan. Maar een ‘echte’ diagnose is nooit gesteld en dus is er ook geen behandeling. Ik snap heel goed dat de medische wereld bij zulke vage aandoeningen geen soelaas kan bieden. Maar wel vond ik het steeds opnieuw verschrikkelijk dat hulpverleners mijn angst en paniek niet begrepen. Ze keken me aan alsof ik van een mug een olifant maakte en me maar wat zat aan te stellen. En ik weet heus wel dat artsen om de haverklap diagnoses moeten stellen die veel erger en ingrijpender zijn dan de ‘kleine klachtjes’ aan mijn handen, maar voor mij betekenen die klachtjes nou eenmaal een soort invaliditeit. Dus elke keer als de pijn weer opvlamt of als mijn handen weer opzwellen, slaat die blinde paniek opnieuw toe.
Ouwe dag
Je kunt met heel veel leren leven en dat deed ik dus ook. Ik heb mijn schildersezel verkocht, al mijn verf weggegeven. Mijn beitels en hamers liggen nog ergens in een hoekje te verstoffen. En een beeld dat ooit in brons zou worden gegoten, staat al jarenlang te wachten op alleen nog maar een arm; verder is het klaar. In geen jaren ben ik op een leuk schilderreisje geweest. Een handwerkje beperkt zich tot het moeizaam aannaaien van een knoop. Mijn huishouden is talloze hulpmiddelen rijker geworden om potten en flessen te kunnen openen en andere problemen te omzeilen, en groenten en vlees kun je voorgesneden kopen. Bovenal ben ik echter beroofd van de hemelse visioenen over ‘mijn ouwe dag’. Vroeger verheugde ik me enorm op het 65-plussen: eindelijk tijd voor mijn hobby’s! Lekker maandenlang met een campertje op stap en dan overal kunnen kliederen en hakken. Ik weet nu al jaren dat het er niet zo zal uitzien, maar ik heb nog steeds niet kunnen bedenken wat ervoor in de plaats moet komen.
H&W zal bij iedere nieuwe standaard proberen een patiënt over diens ervaringen te laten vertellen. Dit keer gaat het over een klacht die niet in de standaard wordt behandeld: RSI.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.