Wetenschap

Jong gestoord, oud gestoord?

Gepubliceerd
10 juli 2001

Voorspellen gedragsproblemen bij kinderen psychische problemen op de volwassen leeftijd? En lijken de problemen bij de volwassene op die bij het kind? Worden angstige kinderen angstige volwassenen? En worden gewelddadige kinderen gewelddadige volwassenen? De basis voor het onderzoek van Marijke Hofstra is gelegd in 1983. Toen kregen de ouders van 2600 kinderen in de leeftijd van vier tot zestien jaar een vragenlijst over het gedrag van hun kind. Over 2000 kinderen werd een vragenlijst ingevuld. Vervolgens werd het onderzoek bij dit cohort herhaald in 1985, 1987, 1989 en 1991. Voor het onderzoek van Hofstra, uitgevoerd in 1997, werden opnieuw de ouders, maar nu ook de kinderen zelf benaderd. De kinderen – inmiddels veertien jaar ouder en volwassen geworden – kregen een zelfinvullijst en een gestandaardiseerd psychiatrisch interview (de CIDI) aangevuld met vragen over het sociaal functioneren en poor outcome events (verwijzingen naar de GGZ, zelfmoordpogingen, arrestaties, verwijdering van school of werk, overmatig alcoholgebruik, geen opleiding na de basisschool). Ruim 1600 jongvolwassenen deden aan het onderzoek mee. Probleemgedrag op de kinderleeftijd bleek statistisch significant gecorreleerd met probleemgedrag op jongvolwassen leeftijd. De verklaarde variantie was beperkt, niet meer dan 20 à 30 procent voor alle soorten probleemgedrag tezamen. Voor individuele gedragsproblemen waren de correlaties lager, wat erop wijst dat volwassenen niet noodzakelijkerwijs dezelfde gedragsproblemen (blijven) vertonen als op de kinderleeftijd. De aanwezigheid van gedragsproblemen op de kinderleeftijd verhoogde de kans op een DSM-IV-stoornis op de jongvolwassen leeftijd met een factor 2-6. De sterkste predictor was opstandig gedrag op de kinderleeftijd. Opvallend genoeg bleken aandachtsproblemen geen voorspellende waarde voor een DSM-IV-stoornis te hebben. Ook sociaal disfunctioneren en poor outcome events kwamen vaker voor bij kinderen bij wie veertien jaar eerder gedragsproblemen door de ouders waren geregistreerd. Het komt erop neer dat kinderen bij wie op een bepaald moment gedragsproblemen worden gesignaleerd, als jongvolwassene een grotere kans hebben gedragsproblemen of psychiatrische stoornissen te ontwikkelen dan kinderen zonder gedragsproblemen. Toch zullen de meeste van die kinderen als jongvolwassene geen psychische problemen hebben. Omgekeerd ontstaan veel psychische problemen bij volwassenen die als kind geen gedragsproblemen hebben vertoond. Vanuit een oogpunt van preventie zullen huisartsen hier niet zo veel mee kunnen. Kinderen die mogelijk wel aandacht van de huisarts behoeven, zijn die kinderen die bij herhaling gedragsproblemen vertonen. Niet minder dan 70 procent van deze gestoorde kinderen vertoont op jongvolwassen leeftijd een DSM-IV-stoornis; deze kleine groep krijgt bijna de helft van alle DSM-IV-stoornissen op de jongvolwassen leeftijd toebedeeld. Het onderzoek geeft door zijn observationele karakter uiteraard geen uitsluitsel over de mogelijkheid om door middel van gerichte interventies dit noodlot te keren.

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen