H&W maakt gebruik van functionele cookies die strikt noodzakelijk zijn voor de werking van de website en analytische cookies om inzicht te krijgen in de werking en effectiviteit van de website.
H&W maakt gebruik van functionele cookies die strikt noodzakelijk zijn voor de werking van de website. We gebruiken analytische cookies om de website te verbeteren. Tevens gebruiken we cookies voor advertenties. U kunt hieronder aangeven welke cookies u toestaat. We gebruiken de volgende cookies:
Door in te loggen op HAweb krijgt u toegang tot de artikelen op HenW.org.
Beste abonnee, je hebt toegang tot HenW.org door in te loggen met je HAwebSSO-account. Onlangs heb je mail van ons ontvangen hoe je dit account kunt activeren. Hulp nodig bij het aanmaken van een nieuwe inlog? Heb je vragen? Neem dan contact op met onze supportteam via contactcentrum@nhg.org.
Allerlei factoren zijn van invloed op de kwaliteit van leven in de laatste levensfase. Ziekenhuisopnames en intensive care-behandelingen werken niet positief, religieuze en spirituele ondersteuning en een vertrouwensband met de behandelaar daarentegen wel.
Amerikaanse onderzoekers gingen bij 396 patiënten met vergevorderde kanker na, welke factoren van invloed waren op de kwaliteit van leven in het eindstadium. Allerlei mogelijk beïnvloedende factoren werden meegenomen in de analyses. Met behulp van verschillende psychologische en fysieke schalen maten de onderzoekers de kwaliteit van leven.
Een model met negen voorspellers bleek de meeste variantie te verklaren. Van deze voorspellers hadden de volgende een negatief effect op de kwaliteit van leven: het hebben van veel zorgen op baseline, een ziekenhuisopname, IC-verblijf, chemotherapie en het toepassen van een voedingssonde.. Een positief effect op de kwaliteit van leven kwam van religieuze en spirituele ondersteuning en spirituele activiteiten op baseline, en ook van een band met de behandelaar (vertrouwen, respect, gezien worden als een heel mens). De verklaarde variantie door het model was echter niet erg hoog, namelijk 17%. Veel andere voor de hand liggende factoren hadden weliswaar een significante, maar nauwelijks een relevante relatie met de kwaliteit van leven: angst of depressie op baseline, het gevoerd hebben van gesprekken over het naderende levenseinde, acceptatie van het naderende einde. Ook thuis sterven of in een hospice sterven hadden weliswaar een positieve relatie met de kwaliteit van leven, maar hadden onvoldoende voorspellende kracht om in het model te worden opgenomen.
Kortom, de meeste factoren die van invloed zijn op de kwaliteit van leven in de laatse fase blijven onbekend, maar het onderzoek geeft zeker aanknopingspunten voor optimale terminale zorg.