Een goede vriend van mij is al geruime tijd ziek. De loommakende vermoeidheid en regelmatige aanvallen van diarree resulteerden enkele jaren geleden in een diagnose: colitis ulcerosa. Een vervelend beeld, maar hulp was nabij. Eerst kreeg hij prednison, inclusief de bijbehorende opgeblazen kop. Maar uiteindelijk werd hij toch aan het mes geregen. Flarden darm verdwenen in een handomdraai en troostend werd postoperatief prognostisch goede hoop uitgesproken. Totdat een half jaar geleden deze hoop weer werd weggevaagd door de zekerheid van een recidief. Sindsdien is zijn innemende melancholie voorzien van een wat somberder randje.
Een ziekte lijkt soms een beetje op het leven zelf, met die raadselachtige golfbeweging van pieken en dalen. Waar een mens dat in zijn dagelijkse bestaan voor lief neemt, neemt die bereidheid tijdens ziekte merkwaardigerwijs af. Een regelmatig terugkerend verschijnsel – ook bij mijn vriend – tijdens de werdegang door het ziekteproces is de volgende, meestal telefonische dialoog:
- ‘Hoe voel je je?’
- ‘Ik weet het niet. Volgende week moet ik weer op controle.’
- ‘Dat vroeg ik niet.’
- ‘Echt. Ik weet niet. De uitslag is nog niet binnen.’
Iedere huisarts herkent dit fenomeen, zelfs degenen die een ‘hier-is-de-pil-die-u-wil’-automatiek beheren. Een fenomeen dat mij blijft verbazen. Waarom volgt de mens als patiënt niet de gewone menselijke gevoelens door te antwoorden ‘goed, redelijk of slecht’? Vanwaar die façade? Vanwaar dat verschuilen achter de hardhouten schutting van de kille laboratoriumuitslag? Want laten wij wel wezen. Mocht ik vandaag routinematig geprikt worden, dan zal er heus iets niet in orde blijken. Plotseling zou ik dan schildklierpatiënt zijn of misschien wel een latente diabeet. Trouwens, die bloedbezinking is iets dat wij in de gaten moeten houden… Belangrijker nog: hoe exact zijn die bepalingen, vooral in de huisartsgeneeskunde, in het licht van de consequenties ervan? Dan blijkt alles uiterst relatief. Huisartsen en zeker patiënten zijn in de waan van de koorts van schijnexactheid van temp, Hb, RR enzovoorts. Wordt een mens gelukkiger van al die getallenweetjes? Natuurlijk niet. Levert het hem iets op? Nauwelijks. Persoonlijk zou ik dus niet lastig gevallen willen worden met cijfers en decimalen achter de komma. En dan zwijg ik nog maar even over meetfouten die inherent zijn aan alle apparatuur!
Natuurlijk, uitslagen bieden uiteindelijk houvast (hoe losjes ook!) en mogelijk troost. Op zich is daar helemaal niets mis mee. Huisartsgeneeskunde is per ultimo troostgeneeskunde. Toch is laboratoriumverslaving in mijn ogen een onderschat fenomeen. Al die apparatuur combineert de schijn van objectiviteit met de slagkracht van subjectiviteit. Iemantsverdriet
Reacties
Er zijn nog geen reacties.