Uit het interview met Rob Sardeman, Inspecteur voor de Huisartsenzorg, in het jubileumnummer van Huisarts & Wetenschap (H&W 2007:50;509-11) blijkt dat niet alleen het NHG en VWS, maar ook de Inspectie ‘een eigen set’ prestatie-indicatoren heeft ontwikkeld. Dat past in de trend, waarbij de inspectie niet alleen toezichthouder is, ‘maar’ – aldus het jaarrapport 2006 – ‘ook aanjager en stimulator van verbetering van de kwaliteit in de zorg’. Dit laatste is uiteraard een lovenswaardig streven. Zelfs zorgverzekeraars dragen deze boodschap uit. Of de huisartsenzorg veel beter wordt van drie sets prestatie-indicatoren kan echter worden betwijfeld. Medische beroepsbeoefenaars behoren met onder andere notarissen en advocaten tot de ‘vertrouwensberoepen’. Vanwege de speciale positie in onze samenleving genieten deze beroepen wettelijke privileges zoals titelbescherming. Hierbij behoren echter ook plichten die in dienst staan van een goede kwaliteit van de beroepsbeoefening. Verbetering van de kwaliteit van de huisartsenzorg is derhalve een plicht van de betreffende beroepsgroep. De wetgever gaat er vanuit dat de beroepsgroep zélf het best kan en moet bepalen, aan welke normen beroepsbeoefenaars moeten voldoen. De openheid en transparantie die Sardeman van huisartsen verwacht, kenmerkt niet zijn eigen organisatie. De inspectie beschikt al over het ‘toetsingsinstrument huisartsgeneeskunde’. Ik werd hiermee geconfronteerd toen twee inspecteurs mijn praktijk bezochten om mijn functioneren als huisarts te toetsen. Vooraf wilde ik weten wat dit toetsingsinstrument inhield. Omdat de inspectie hierover geen informatie wilde verstrekken, deed ik met succes een beroep op de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB). Voor zover ik weet, wordt dit ‘toetsingsinstrument huisartsgeneeskunde’ nog steeds gebruikt.
Ignace Schretlen
Antwoord
De inspectie heeft besloten niet op de twee ingezonden brieven te reageren.
de interimredactie
Reacties
Er zijn nog geen reacties.