Samenvatting
Uit diverse onderzoeken is gebleken dat micro-albuminurie bij patiënten met diabetes mellitus type 2 een onafhankelijke risicofactor is voor het ontstaan van cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit, en het optreden van proteïnurie. Op grond hiervan is screening op micro-albuminurie opgenomen in diverse internationale consensusrichtlijnen. Het is evenwel de vraag of dit terecht is. Er is immers geen bewijs dat behandeling van micro-albuminurie leidt tot verbetering van klinische eindpunten, zoals cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit, of nierfunctieverlies. Zo zijn er geen studies waaruit blijkt dat het verhoogde cardiovasculaire risico van type-2-diabeten met micro-albuminurie kan worden teruggedrongen door behandeling van de micro-albuminurie. Voorts blijkt micro-albuminurie bij patiënten met diabetes mellitus type 2 niet synoniem met een beginnende of dreigende nefropathie (macro-albuminurie) en nierfunctieverlies. De wijze waarop micro-albuminurie bij type-2-diabeten leidt tot nierinsufficiëntie, is nog onduidelijk. Er is in dit verband slechts één onderzoek beschikbaar, dat is uitgevoerd in een kleine groep normotensieve patiënten <50 jaar. Hieruit blijkt dat een achteruitgang in nierfunctie kan worden voorkomen door langdurige behandeling met een ACE-remmer. Tot slot moet bij het meten van microalbuminurie rekening worden gehouden met een aanzienlijke biologische variatie en met factoren die de uitslag kunnen verstoren. Op grond van deze overwegingen wordt in de herziene NHG-Standaard Diabetes Mellitus Type 2 aanbevolen screening op micro-albuminurie alleen uit te voeren bij patiënten <50 jaar.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.