Met Pieter Buis et al. ben ik het eens dat een goed scholingstraject voor doktersassistentes wenselijk is (H&W 2006;49:24-7). Daarbij vraag ik me meteen af hoeveel huisartsen dit in hun eigen opleiding gehad hebben. De meeste huisartsen zullen het maken van uitstrijkjes in de praktijk geleerd hebben, zonder veel scholing of feedback. In het onderzoek mis ik enige verwijzing naar de daarbij passende leercurve. Juist omdat vermeld wordt dat er in de onderzochte periode meer dan een verdubbeling is van het aantal uitstrijkjes door assistentes, vraag ik me af of de gemeten, kleine verschillen niet juist een weerspiegeling zijn van een leercurve? En of assistentes na een juiste scholing niet minstens dezelfde kwaliteit van cervixuitstrijkjes behalen. Frank Smit
Antwoord
Ook wij zijn ervan overtuigd dat assistentes dezelfde kwaliteit van uitstrijkjes kunnen halen als huisartsen. Dit is in onderzoek waar we in ons artikel aan refereren ook wel aangetoond. Dit vereist echter wel een intensieve training, veel ervaring en persoonlijke feedback op kwaliteit. In ons artikel hebben alleen vastgesteld dat er een verschil is in kwaliteit tussen cervixuitstrijkjes afgenomen door doktersassistentes en huisartsen; over oorzaken kunnen we slechts speculeren. Natuurlijk heeft ook een huisarts geruime tijd nodig om de benodigde ervaring op te doen. Uit ons artikel blijkt dat er veel assistentes relatief weinig uitstrijkjes maken. Dit kan te maken hebben met een snel verloop van assistentes of een groot aantal assistentes per praktijk dat uitstrijkjes maakt: redenen voor een kortere leercurve en minder ervaring. Bij een leercurve zou je verwachten dat de kwaliteit in de loop van de tijd verbetert. Op individueel niveau kunnen we daar geen uitspraak over doen, maar als groep wordt de kwaliteit bij assistentes minder in de loop der jaren. Dit geldt overigens ook voor de huisartsen, misschien wel doordat de assistentes deze taak overnemen. De verandering van het herhalingsadvies voor uitstrijkjes zonder endocervicale cellen is gebaseerd op onderzoek uit 1990. Destijds werden uitstrijkjes voornamelijk door huisartsen zelf gedaan en was het percentage niet-endocervicale uitstrijkjes circa 5%. Dit is beduidend minder dan de huidige 10% voor huisartsen en 15% voor assistentes. Bij een bevolkingsonderzoek waar toch al wordt getwijfeld aan de doelmatigheid moet in ieder geval de kwaliteit goed zijn om deze doelmatigheid niet verder onder druk te zetten. Assistentes kunnen deze taak goed uitvoeren. Hiervoor moet echter wel meer opleiding, meer begeleiding door de huisarts en meer persoonlijke feedback van het laboratorium plaatsvinden. Pieter Buis, Paul van Diest
Reacties
Er zijn nog geen reacties.