Kernboodschappen
- Stel de diagnose polymyalgia reumatica (PMR) bij patiënten ouder dan vijftig jaar met: * bilaterale pijn en stijfheid in nek en schoudergordel en/of heupgordel, met door de pijn veroorzaakte bewegingsbeperking, die gerekend vanaf het moment van de eerste klachten langer dan vier weken bestaan, én * ochtendstijfheid > 60 minuten, én * BSE > 40 mm/uur.
- Wees bij de diagnostiek en de controles alert op aanwijzingen voor een andere diagnose. De diagnostiek richt zich daarom grotendeels op het uitsluiten van (soms ernstige) ziektebeelden die zich op vergelijkbare wijze kunnen presenteren als PMR. Bij de controles is waakzaamheid op aanwijzingen voor een andere diagnose geboden, met name bij onvolledige of afwezige verbetering op prednis(ol)on.
- Start na het stellen van de diagnose met prednis(ol)on 15 mg/dag gedurende één maand en verminder de dosis daarna geleidelijk in één tot twee jaar.
- PMR kan gepaard gaan met arteriitis temporalis. Arteriitis temporalis is een potentieel ernstige aandoening vanwege complicaties, zoals blindheid.
- Bij aanwijzingen voor arteriitis temporalis is het noodzakelijk dat de patiënt binnen 24 uur na presentatie door de internist/reumatoloog wordt beoordeeld. Verwijs bij (geheel of gedeeltelijk) gezichtsveldverlies, acute visusdaling of dubbelzien de patiënt met spoed naar de oogarts.
Inleiding
De NHG-Standaard Polymyalgia reumatica en arteriitis temporalis geeft richtlijnen voor de diagnostiek en behandeling van polymyalgia reumatica (PMR). De standaard vervangt de Farmacotherapeutische richtlijn Polymyalgia reumatica (2006).Noot 1 De standaard besteedt daarnaast aandacht aan arteriitis temporalis voor zover deze gepaard gaat met PMR. Door het ontbreken van objectieve diagnostische criteria en een eenduidig pathofysiologisch mechanisme in combinatie met het beperkte onderscheidend vermogen van de huidige diagnostische criteria is PMR lastig af te grenzen van aandoeningen met overeenkomstige verschijnselen.Noot 2 De diagnose PMR wordt gesteld op een combinatie van klinische symptomen, verhoogde BSE en exclusie van andere, mogelijke ernstige, aandoeningen. Bij PMR treedt vaak een aanzienlijke verbetering op door behandeling met glucocorticoïden. Omdat een dergelijke verbetering ook kan optreden bij andere ziektebeelden met vergelijkbare presentatie blijft gedurende de behandeling waakzaamheid geboden. Diagnostische accuratesse is mede geboden gezien de vaak lange duur van de behandeling met glucocorticoïden en de daarmee gepaard gaande bijwerkingen. PMR kan gepaard gaan met arteriitis temporalis, waarbij hoofdpijn op de voorgrond kan staan. Doel van deze standaard is patiënten met symptomen die kunnen wijzen op PMR herkennen, voldoende betrouwbaar andere aandoeningen uitsluiten, aanbevelingen geven voor een adequate behandeling, rekening houdend met de frequent voorkomende comorbiditeit gezien de leeftijd waarop PMR voorkomt, en ten slotte arteriitis temporalis herkennen en tijdig verwijzen.Noot 3 Voor de diagnostiek en de behandeling van PMR zijn slechts beperkte gegevens uit onderzoek beschikbaar.
Achtergronden
Polymyalgia reumatica
PMR is een syndroom dat wordt gekenmerkt door symmetrische pijn en stijfheid in de nek en schouderregio en/of heupgordel (zie afbeelding 1), ochtendstijfheid en (meestal) een verhoogde BSE en/of CRP.Noot 4 ,Noot 5 De diagnose kan pas worden gesteld als de klachten enige weken bestaan.6 PMR komt vrijwel uitsluitend boven het vijftigste levensjaar voor. Bij behandeling met glucocorticoïden treedt snel verbetering op; meestal zijn de klachten binnen enkele dagen tot een week grotendeels verdwenen. De meest voorkomende klacht is continue, door beweging toenemende pijn en ochtendstijfheid in de nek en schouderregio en/of bekkengordel. Deze klachten kunnen snel (in een periode van één tot zeven dagen) of meer geleidelijk ontstaan, en beïnvloeden het uitoefenen van de dagelijkse bezigheden.Noot 6 Meestal zijn de klachten beiderzijds aanwezig, maar ze kunnen asymmetrisch beginnen. Tot maximaal 50% van de patiënten heeft ook meer distaal symptomen, zoals artritis van de polsen of pitting oedeem van het distale gedeelte van de extremiteiten.Noot 7 Bij presentatie heeft ruim eenderde van de patiënten systemische verschijnselen zoals subfebriele temperatuur, malaise, vermoeidheid, anorexie en gewichtsverlies. Daarnaast kunnen een lichte normocytaire anemie (anemie bij een chronische ziekte) of afwijkende levertestwaarden worden gevonden.5 PMR heeft een uitgebreide differentiaaldiagnose, waaronder reumatoïde artritis (RA), myopathie door statines, artrose, hypothyreoïdie en maligniteiten.Noot 8 De periode vanaf het moment dat de eerste klachten zich manifesteren tot het moment dat de diagnose wordt gesteld kan één tot enkele maanden duren.Noot 9 Hoewel PMR en arteriitis temporalis samen kunnen vóórkomen, is de precieze relatie tussen PMR en arteriitis temporalis niet bekend.Noot 10 Arteriitis temporalis kan zowel vanaf het begin aanwezig zijn als zich tijdens het beloop van PMR ontwikkelen. De pathogenese van PMR is onbekend. Bij beeldvormende diagnostiek worden soms ontstekingsverschijnselen van synoviale structuren vastgesteld.Noot 11 De incidentie van PMR in de huisartsenpraktijk ligt waarschijnlijk tussen 0,5 tot 1 per 1.000 patiënten per jaar. De incidentie neemt toe met de leeftijd, de meeste gevallen doen zich voor na het zeventigste levensjaar. De ratio vrouw-man ligt tussen 2-3:1.Noot 12 PMR wordt vaker gemeld in Noord-Europese landen. 5 tot 15% van de patiënten met PMR heeft of ontwikkelt eveneens arteriitis temporalis.Noot 13 De prognose van PMR is goed. Onbehandeld is de duur van de aandoening soms meer dan vijf jaar.Noot 14 PMR kan recidiveren, maar heeft geen invloed op de levensverwachting.Noot 15
Arteriitis temporalis
Arteriitis temporalis, ook wel reuscelarteriitis genoemd, is een vasculitis. Deze kan zich, naast de meest voorkomende manifestatie in de arteria temporalis, ook op andere locaties voordoen, waarbij de grote en middelgrote arteriën die uit de aortaboog ontspringen, meestal de arteria carotis externa en de extracraniële takken van de arteria carotis interna, zijn aangetast.Noot 16 Het aantonen van de kenmerkende granulomateuze ontsteking van de vaatwand is bewijzend voor de diagnose arteriitis temporalis, waarbij soms de typische reuscellen worden aangetroffen. De incidentie van arteriitis temporalis wordt geschat op 0,2 per 1.000 patiënten boven de vijftig jaar.Noot 17 De pathogenese van arteriitis temporalis is onbekend. Arteriitis temporalis komt bijna uitsluitend voor boven het vijftigste levensjaar. Visusklachten, ischaemie door lumenvernauwing van betrokken vaten, het optreden van thoracale aneurysmata/aortadissectie en glucocorticoïdgerelateerde bijwerkingen bepalen de prognose. Van de patiënten met arteriitis temporalis heeft of ontwikkelt 40 tot 60% ook PMR. De symptomen van arteriitis temporalis zijn gerelateerd aan het systemische ontstekingsproces, de vasculaire schade door dit ontstekingsproces of door de ischemie die wordt veroorzaakt door vernauwing of occlusie van het lumen van de arterie. Het klinisch beeld kan soms vrij acuut beginnen, maar ontwikkelt zich meestal geleidelijk in enkele weken. Hoewel nieuw ontstane hoofdpijn de belangrijkste reden is voor klinisch vermoeden van arteriitis temporalis, is er geen specifiek type hoofdpijn of een andere klinische presentatie die specifiek is voor arteriitis temporalis. De meest voorkomende symptomen zijn niet eerder bekende heftige uni- of bilaterale, stekende, soms bonzende hoofdpijn, meestal bij de slapen, stekende gevoeligheid van de hoofdhuid, pijn bij het kauwen, uni- of bilaterale visusklachten en/of klachten passend bij PMR. Visusklachten kunnen bestaan uit blindheid, die aanvankelijk eenzijdig en soms in korte tijd tweezijdig kan worden, maar ook uit tijdelijk (duur enkele seconden (amaurosis fugax) tot enkele uren), soms gedeeltelijk, soms totaal visusverlies van één oog, met uiteindelijk verlies van gezichtscherpte of dubbelzien. De visusklachten kunnen voorbijgaand of blijvend zijn.Noot 18 Eenmaal opgetreden blindheid is, ondanks behandeling met glucocorticoïden, bijna altijd irreversibel, tenzij in een zeer vroeg stadium met de behandeling wordt gestart. Arteriitis temporalis kan gepaard gaan met systemische verschijnselen zoals koorts, verlies van eetlust en gewichtsverlies. Bij arteriitis temporalis passende bevindingen bij lichamelijk onderzoek zijn pijnlijke, verdikte, knobbelig aanvoelende takken van de arteria temporalis superficialis, waarvan de pulsaties niet meer voelbaar zijn en waarboven de huid rood verkleurd kan zijn. De BSE is in het algemeen verhoogd. Criteria voor arteriitis temporalis, oorspronkelijk bedoeld voor onderzoek, voldoen voor de diagnostiek niet goed.Noot 19 Bij vermoeden van arteriitis temporalis is een biopt van de arteria temporalis noodzakelijk.Noot 20 Gezien de mogelijke betrokkenheid van andere arteriën kan de diagnostiek complex zijn. Mede door de ernst van de potentiële complicaties (blindheid, thoracale aorta-aneurysma/aortadissectie) worden patiënten met verdenking arteriitis temporalis verwezen naar de internist/reumatoloog. Bij visusklachten worden patiënten met spoed verwezen naar de oogarts. Bij de behandeling van ongecompliceerde arteriitis temporalis volstaat een dosering van 40 tot 60 mg prednis(ol)on per dag. Hiermee treedt snelle verbetering van het klinisch beeld op. Bij oogheelkundige complicaties worden hogere doseringen gegeven (1 mg prednis(ol)on per kg lichaamgewicht). Bij dreigende ischaemische complicaties kan een trombocytenaggregatieremmer aan de behandeling worden toegevoegd. De behandelingsduur is één tot twee jaar. Tot op heden bestaan geen nauwkeurige voorspellers voor de duur van de behandeling.
Richtlijnen diagnostiek
Enkele weken bestaande klachten van pijn en (ochtend)stijfheid in de nek en schoudergordel en/of heupgordel bij patiënten ouder dan vijftig jaar moeten een reden zijn om aan PMR te denken.
Anamnese
Vraag bij vermoeden van PMR naar:
- pijn: lokalisatie, eenzijdig of symmetrisch, houdings- of bewegingafhankelijk of continu aanwezig; ernst/invloed van de pijn op het dagelijks leven (overeind komen uit stoel of bed, invloed op de slaap, problemen met wassen en aankleden, invloed op betaalde of onbetaalde activiteiten);
- stijfheid: lokalisatie, tijdstip van de dag, duur, invloed van de stijfheid op het dagelijks leven;
- duur van de klachten.
Vraag naar klachten die kunnen wijzen op arteriitis temporalis:
- hoofdpijn: bekende of onbekende hoofdpijn, lokalisatie, enkel- of dubbelzijdig;Noot 21
- pijn bij het kauwen, pijn bij haren kammen;
- visusproblemen: gedeeltelijk of totaal gezichtsveldverlies, snel ontstane visusdaling, enkel- of dubbelzijdig, voorbijgaand of permanent, dubbelzien.
Besteed voor andere oorzaken van de klachten dan PMR of arteriitis temporalis aandacht aan:
- aanwezigheid van gezwollen gewrichten of peesscheden (RA);
- temperatuur (infectie);
- malaise, verlies van eetlust, gewichtsverlies, rugpijn, hoesten (maligniteit, hypothyreoïdie);
- verloop van de klachten in de tijd: wanneer begonnen, waarmee begonnen, voorafgaande klachten, snel ontstaan of meer geleidelijk (infectie, maligniteit, aspecifieke klachten van het bewegingsapparaat);
- gebruik van statines, spierzwakte (myopathie).Noot 22
Lichamelijk onderzoek
Het lichamelijk onderzoek richt zich vooral op aanwijzingen voor PMR en arteriitis temporalis. Afhankelijk van de bevindingen bij de anamnese en het lichamelijk onderzoek kan een uitgebreider lichamelijk onderzoek, gericht op andere oorzaken, noodzakelijk zijn. Besteed beiderzijds aandacht aan:
- actief bewegingsonderzoek van nek, schouders, heupen: let op pijn, beperkingen en de aanwezigheid van krachtverlies (myopathie);
- perifere artrogene en tendinomyogene afwijkingen: gevoeligheid gewrichtskapsels van knie, pols en vinger- en handgewrichten, zwellingen ter plaatse gewrichten vinger/hand (RA), zwelling van dorsale zijde hand of pols voeten, enkels, aanwijzingen carpaletunnelsyndroom;
- gevoeligheid, pijn of zwelling bij palpatie arteria temporalis, aanwezigheid pulsaties arteria temporalis.Noot 23
Aanvullende diagnostiek
Bepaal de BSE en verricht bij een verhoogde BSE verder aanvullend bloedonderzoek.5 Exacte richtlijnen voor het aanvragen van verdere aanvullende diagnostiek zijn niet te geven.Noot 24 Vraag de volgende onderzoeken aan:
- bloedbeeld (infectieziekten, maligniteit);
- TSH;
- totaal eiwit en eiwitspectrum (multipel myeloom);Noot 25
- CK (myopathie door statines, poly-/dermato-myositis).
Evaluatie
Sluit veel voorkomende aandoeningen, die zich op ongeveer dezelfde wijze kunnen presenteren als PMR, uit voordat de diagnose PMR wordt gesteld:
- (late-onset) reumatoïde artritis: één of meer gezwollen gewrichten, in combinatie met pijn, stijfheid, warmte, roodheid of bewegingsbeperking, tangentiële drukpijn van de MCP’s of MTP’s; ochtendstijfheid van dertig minuten of meer, duur van de klachten langer dan vier weken, ondanks behandeling met een NSAID. Soms is langere follow-up nodig om de correcte diagnose te stellen;Noot 26
- hypothyreoïdie (TSH).
Stel, wanneer de klachten redelijkerwijs niet kunnen worden verklaard door een andere oorzaak, de diagnose PMR bij patiënten ouder dan vijftig jaar en:
- duur van klachten, gerekend vanaf het moment van de eerste klachten, langer dan vier weken,6 én
- bilaterale pijn in nek en schoudergordel en/of heupgordel (door de pijn veroorzaakte actieve bewegingsbeperking van schouders en/of beperkingen van actieve bewegingen van de heupen; vaak ‘s nachts veel last en moeite met aankleden en overeind komen), én
- ochtendstijfheid > 60 min, én
- BSE > 40 mm/uur.
Richtlijnen beleid
Voorlichting en advies
- PMR is een aandoening waarbij de nek en schouderregio en/of heupgordel stijf en pijnlijk zijn, vooral in de ochtend. De oorzaak is onbekend.
- Bij de behandeling van PMR zijn meestal glucocorticoïden noodzakelijk. Doorgaans treedt daarmee snel verbetering op en geneest de ziekte uiteindelijk zonder restschade. Om te voorkomen dat de klachten van PMR terugkomen, moet de behandeling met glucocorticoïden in het algemeen één tot twee jaar worden voortgezet. Regelmatige controle is noodzakelijk ter evaluatie van het effect van de medicatie op de klachten. Glucocorticoïden mogen niet ineens gestaakt worden.
- PMR kan gepaard gaan met arteriitis temporalis. Hierbij komt hoofdpijn voor, die anders wordt ervaren dan gewone hoofdpijn. Soms treedt deze hoofdpijn op bij kauwen en kunnen er problemen met het gezichtsvermogen optreden, zoals snel ontstane visusdaling, dubbelzien of blindheid. Snelle behandeling met glucocorticoïden kan dan verdere schade voorkomen of de schade beperkt houden. Ter ondersteuning van de voorlichting kan de huisarts gebruikmaken van de NHG-Patiëtenbrief PMR (zie www.nhg.org).
- bij koorts (door het gebruik van glucocorticoïden kan immunosuppressie, bijnierschorsinsufficiëntie en een verstoring van het klinisch beeld optreden);
- bij niet bekende hoofdpijn;
- bij acute visusdaling, (eenzijdig, soms kortdurend) visusverlies of dubbelzien.
Niet-medicamenteuze therapie
De werkzaamheid van fysiotherapie bij PMR is niet onderzocht.Noot 28
Medicamenteuze therapie
Patiënten met PMR worden behandeld met orale glucocorticoïden.Noot 29 Het doel van de behandeling is afwezigheid van klachten.
Het volgende behandelingsschema voor de eerste drie maanden wordt geadviseerd: (zie tabel 1):Noot 30
- start met prednis(ol)on 15 mg eenmaal daags, gedurende een maand. Na één maand dienen pijn en stijfheid verdwenen te zijn en dient de bezinking gedaald te zijn tot onder de 40 mm/uur. Ook bij eerdere verbetering wordt de aanvangsdosering gecontinueerd tot minimaal twee weken na het verdwijnen van de klachten;
- verminder de dagdosering vervolgens iedere vier weken met 2,5 mg tot een dagdosering van 10 mg is bereikt.
Voor de vermindering van de dosering ná de eerste drie maanden behandeling zijn geen goede richtlijnen te geven, omdat het beloop kan verschillen. Baseer de vermindering van de dosering op de volgende overwegingen:
- een zeer geleidelijke vermindering van de dagdosering geeft de minste kans op terugval;
- de fase waarbij de medicatie in nog zeer lage dosering wordt gegeven tot het moment van stoppen kan langdurig zijn; veel patiënten ervaren in die periode een terugval;
- verhoog bij het terugkeren van de klachten of het oplopen van de BSE, zonder verklaarbare andere oorzaak, de dagdosering naar het niveau waarop de klachten afwezig of acceptabel waren. Probeer na vier weken de dosering opnieuw te verlagen;
- De duur van de behandeling kan variëren van één tot twee jaar. Een kleine groep patiënten heeft gedurende een langere periode een lage dosering nodig.
Aandachtspunten bij de behandeling met glucocorticoïden:
- Glucocorticoïden zijn immunosuppressief. Wees daarom alert op aanwijzingen voor infecties of reactivering van latent aanwezige infecties zoals TBC.Noot 31 Instrueer de patiënt bij koorts (> 38,0 °C) contact op te nemen.
- Langdurig gebruik van glucocorticoïden kan suppressie van de bijnierschorsactiviteit geven.Noot 32
- Osteoporose. Geef bij de behandeling met glucocorticoïden bisfosfonaten volgens de richtlijnen in de NHG-Standaard Osteoporose en staak de bisfosfonaten bij het beëindigen van de behandeling met glucocorticoïden. Overweeg, eveneens conform deze standaard, aanvullende preventieve behandeling met calcium en vitamine D.
- Gastro-intestinale ulceraties. Wanneer alleen glucocorticoïden worden gebruikt, is er geen maagbescherming aangewezen. Bij een ulcus pepticum in de anamnese of bij aanwezigheid van een andere risicofactor zoals het gebruik van NSAID’s, SSRI's, salicylaten of anticoagulantia is maagbescherming geïndiceerd. (zie NHG-Standaard Maagklachten).Noot 33
Controles
Controleer de patiënt regelmatig en gedurende lange tijd na het stellen van de diagnose PMR. De aanwezigheid en de ernst van de klachten en de bezinking (BSE) worden gebruikt om het ziekteproces te vervolgen.Noot 34 Heroverweeg de diagnose als het klachtenpatroon en/of de BSE niet naar verwachting afneemt of bij toename van de klachten of stijging van de BSE ondanks behandeling. Het is raadzaam de klachten en bevindingen goed vast te leggen om het beloop te kunnen volgen.
De huisarts hanteert het volgende controleschema na de start van de behandeling:
- één week en vier weken na de start van de behandeling. Na één week mag reeds verbetering verwacht worden;4
- één tot vier weken na iedere dosisverandering.
Beoordeel bij de controles de situatie ten opzichte van de vorige controle en bepaal of er verbetering, geen verandering of verslechtering is opgetreden. Hierbij komen aan de orde:Noot 35
- pijn en stijfheid in de nek en schoudergordel en/of heupgordel (vraag naar: overeind komen uit stoel of bed, invloed op de slaap, problemen met wassen en aankleden, en onderzoek of de patiënt actief de armen of benen kan heffen), globale indruk door de huisarts. Eventueel kan de patiënt met een score op een visueel analoge schaal (VAS) het beloop van zijn ziekte inzichtelijk maken;
- ochtendstijfheid (in minuten);
- nieuwe klachten of symptomen, passend bij een alternatieve diagnose. Let vooral op klachten passend bij arteriitis temporalis, zoals hoofdpijn, visusklachten en pijn bij kauwen, omdat arteriitis temporalis zich tijdens het beloop van PMR kan ontwikkelen. Instrueer de patiënt bij deze klachten direct contact op te nemen;
- de medicatie: bijwerkingen, zoals het optreden van maagklachten of problemen met het innameschema.
Bepaal:
- De BSE vier weken na de start van de behandeling. Controleer daarna de BSE één tot vier weken na iedere dosisverandering. De BSE daalt onder invloed van prednis(ol)on naar een normale waarde. Voor een eventuele individuele referentiewaarde van de BSE kan een eerder bepaalde BSE behulpzaam zijn. Heroverweeg de diagnose of stel het afbouwschema bij als de (meerdere malen gemeten) BSE oploopt.
- De nuchtere glucose voorafgaand aan de start van de behandeling met prednis(ol)on en drie tot zeven dagen daarna. Bepaal bij het ontstaan van hyperglykemie de glucosespiegel frequent en start behandeling en controles conform de NHG-Standaard Diabetes Mellitus Type II. Pas zo nodig de diabetesmedicatie aan bij de geleidelijke dosisvermindering van prednis(ol)on. Geef voorlichting over verschijnselen die passen bij hyperglykemie en wat patiënten dan kunnen doen. Vergelijkbare aanbevelingen gelden voor patiënten met bekende diabetes mellitus.
Tussentijdse overwegingen:
- Bij een deel van de patiënten zal gedurende de behandeling een terugval optreden. Hiervan is sprake wanneer de klachten een verhoging van de glucocorticoïddosering noodzakelijk maken.Noot 36
- Bij geen verbetering op glucocorticoïden na de eerste weken van de behandeling en ook bij het ontstaan van verschijnselen gedurende de behandeling die niet passen bij PMR of arteriitis temporalis moet een alternatieve diagnose worden overwogen.
- Veel patiënten vertonen weliswaar een goede verbetering door behandeling, maar worden niet compleet klachtenvrij.
Verhoog bij het terugkeren van de klachten en symptomen of het oplopen van de BSE zonder aantoonbare andere oorzaak de glucocorticoïddosering naar het laagste niveau waarbij de klachten nog afwezig waren. Probeer hierna bij verbetering van de klachten na vier weken de dosering opnieuw te verlagen.
Verwijzing of consultatie
Verwijs:
- bij vermoeden van arteriitis temporalis naar een reumatoloog/internist voor beoordeling binnen 24 uur na presentatie. De reden hiervoor is dat oogheelkundige complicaties zich snel kunnen ontwikkelen en bijna altijd irreversibel zijn. Huisartsen hebben daarnaast relatief weinig ervaring met het stellen van de diagnose op het klinisch beeld;
- bij een acute visusdaling, (geheel of gedeeltelijk) gezichtsveldverlies of dubbelzien met spoed naar de oogarts;
- bij ernstige bijwerkingen van of contra-indicaties voor langdurig gebruik van glucocorticoïden naar de reumatoloog/internist voor een eventuele behandeling met methotrexaat. 33,35,Noot 37
Verwijs naar of consulteer een reumatoloog/internist:
- bij uitblijven van klinische verbetering na één week behandeling of afwezigheid van duidelijke klinische én biochemische verbetering binnen vier weken na start van de behandeling;
- bij regelmatige terugval (> 2 maal per jaar);
- als het niet mogelijk is de glucocorticoïddosering te verminderen;
- bij twijfel aan de diagnose.
Moment vanafstart behandeling | Dosering prednis(ol)on |
---|---|
Week 0 - 4 | 15 mg per dag |
Week 4 - 8 | 12,5 mg per dag |
Week 8 - 12 | 10 mg per dag |
Vanaf week 12 | Op geleide van klachten zeer geleidelijke vermindering van de dosering. Zie voorbeeldschema afbouw prednis(ol)on in de bijlage bij de standaard op www.nhg.org. |
Terugval | Verhoog bij het terugkeren van de klachten en symptomen of het oplopen van de BSE, zonder verklaarbare andere oorzaak, de dagdosering naar het niveau waarop de klachten afwezig of acceptabel waren. Probeer na 4 weken de dosering opnieuw te verlagen. |
Totstandkoming
In juli 2008 startte een werkgroep van zes huisartsen en een internist-klinisch geriater met het schrijven van de NHG-Standaard Polymyalgia reumatica en arteriitis temporalis. De werkgroep bestond uit de volgende leden: M.J.P. Ballieux, huisarts te Nieuwegein en wetenschappelijk medewerker van de afdeling Implementatiematerialen van het Nederlands Huisartsen Genootschap; R.H. Dijkstra, huisarts te Monnickendam; L. Hakvoort, huisarts te Groningen; H.J. Meijman, huisarts te Amsterdam; P.J. Weisscher, huisarts te Nieuwegein; B.G. Willemse, huisarts te Den Haag en P. Dubbeld, internist-klinisch geriater. Er werd geen belangenverstrengeling gemeld. De begeleiding van de werkgroep en de eindredactie berustten bij W.H. Eizenga, huisarts en wetenschappelijk medewerker van de afdeling Richtlijnontwikkeling en Wetenschap van het Nederlands Huisartsen Genootschap. Dr. R.M.M. Geijer was betrokken als senior-wetenschappelijk medewerker. Dr. J.W.G. Jacobs, reumatoloog, gaf commentaar op het eerste concept van deze standaard. In mei 2009 werd de ontwerpstandaard becommentarieerd in een focusgroepsessie met zes huisartsen, die allen erkend kwaliteitscoördinator zijn. Tevens werd commentaar ontvangen van een aantal referenten, te weten: E. Lüning, specialist ouderengeneeskunde namens Verenso; Z. Erjavec, internist-hematoloog en dr. C.F. Allaart, internist-reumatoloog namens de NIV; prof.dr. W.F. Lems, reumatoloog namens de NVR; E. van Leeuwen en P. Koeck namens de Domus Medica; dr. C.T.J. Hulshof namens de NVAB; K. de Leest, dr. E.J. Vollaard, B.J.F. van den Bemt, apothekers en dr. A.L.M. Kerremans, klinisch-farmacoloog namens de WINAp; A.J. Arends en M.J. van Hengel, klinisch geriaters namens de NVKG; B.A.E. van der Pol, oogarts namens het NOG; prof.dr. J.M.A. Sitsen, arts-klinisch farmacoloog namens het CvZ; prof.dr. T. Lagro-Janssen, hoogleraar vrouwenstudies medische wetenschappen en als huisarts werkzaam bij het UMC St Radboud; J. Winters, J. van Dongen en E. Lemaire, huisartsen namens de NHG-adviesraad Standaarden. Vermelding als referent betekent overigens niet dat iedere referent de standaard inhoudelijk op elk detail onderschrijft. In oktober 2009 werd de standaard becommentarieerd en geautoriseerd door de NHG-Autorisatiecommissie. De zoekstrategie die gevolgd werd bij het zoeken naar de onderbouwende literatuur is te vinden bij de webversie van deze standaard. Ook zijn de procedures voor de ontwikkeling van NHG-Standaarden in te zien in het procedureboek (zie www.nhg.org).
© 2010 Nederlands Huisartsen Genootschap
Reacties
Er zijn nog geen reacties.