Bestuursvoorzitter Rob Dijkstra van het NHG, dat de Wetenschapsdag organiseerde met VUmc, sinds juni met AMC gefuseerd tot Amsterdam UMC: “Wetenschap vertalen naar iets waar de huisarts wat mee kan, dat is de reden van bestaan van het NHG.” Daarom organiseert het NHG al jarenlang de Wetenschapsdag.
Maar de brug tussen wetenschap en praktijk is gediend met tweerichtingsverkeer, aldus Dijkstra die de Onderzoeksagenda Huisartsenzorg noemt. Die bevat de belangrijkste onderzoeksvragen uit de praktijk, door huisartsen zelf aangereikt of geselecteerd. Het is de bedoeling dat deze onderzoeksvragen uit de praktijk ook weer hun weg weten te vinden naar de onderzoeksinstituten. Daarom brainstormden onderzoekers en huisartsen in een van de workshops over wegen om vragen uit de Onderzoeksagenda ook daadwerkelijk te laten onderzoeken. Ook het Fonds Alledaagse Ziekten, met steun van het NHG opgericht om de diagnose en behandeling van alledaagse aandoeningen in de huisartsenpraktijk te verbeteren, was aanwezig om hun onderzoeksvragen onder de aandacht te brengen van wetenschappers.
Wetenschappers vertelden over hun onderzoek, zoals Ton Kuijpers van het NHG over GRADE, een methode om kwaliteit van bewijs voor richtlijnen te wegen en inzichtelijk te maken. Een huisarts en huisartsenopleider die de workshop volgde, zelf geen onderzoeker: “De helft van de wetenschappelijke organisaties wereldwijd gebruikt GRADE, ook in standaarden. Ik wil er mijn aios over kunnen vertellen.” Een brug slaan tussen onderzoek en praktijk betekent ook je resultaten toegankelijk maken via tekst. Daarvoor was er een populaire schrijfworkshop voor Huisarts & Wetenschap door de H&W-redactie zelf.
Toepasbaar
De Wetenschapsdag ging niet alleen over onderzoek doen en presenteren, maar bood ook heel veel medisch-inhoudelijke onderwerpen en praktisch toepasbare uitkomsten van al dit onderzoek: van een mobiele app bij urine-incontinentie tot advance care planning bij ouderen, van effectief terugdringen van nutteloze vitaminetests tot pijnbestrijding bij kinderen.
Veel aiotho’s en andere onderzoekers, van Maastricht tot Groningen en van Rotterdam tot Nijmegen, vertelden ’s middags in vier of tien minuten over hun onderzoek, gevolgd door telkens een pittige discussie van drie of vijf minuten. “Je wordt zo wel gedwongen om je te beperken tot de kern”, aldus een aiotho na haar presentatie. Moderatoren hielden het tempo erin, aldus een bezoeker, wat zorgde voor een levendige middagsessie. De titels van de besproken onderzoeken staan op henw.org.
Afgetimmerd verhaal
Bezoekers konden behalve voor series korte presentaties ook voor de langere workshops kiezen. Zo was er een workshop met CAT’s, critically appraised topics (systematische samenvattingen van een beperkt aantal onderzoeksresultaten over een onderwerp uit de dagelijkse praktijk/red.) door huisartsen in opleiding. Een bezoeker over deze workshop: “De CAT over antibioticagebruik bij diverticulitis was erg goed. Terecht dat Davith de Vries met zijn CAT vandaag de Jan van Esprijs en tegelijkertijd de Publieksprijs heeft gewonnen. Het was een afgetimmerd verhaal dat klopte, artikel netjes kritisch beoordeeld, goede powerpointpresentatie.” Dit is een prijs van het Jan van Es Instituut dat een brug slaat tussen wetenschap en praktijk en is vernoemd naar een pionier in de huisartsenzorg. Aan het NHG de eer om jaarlijks deze prijs uit te reiken op de NHG-Wetenschapsdag.
Internationale uitwisseling
Huisarts-onderzoeker Sander van Doorn ontving op de Wetenschapsdag een prijs voor onderzoek naar atriumfibrilleren. De NHG-Wetenschapsprijs gaat naar het beste internationale artikel met een huisarts, aiotho of gepromoveerde aios als eerste auteur. De winnaar spreekt namens het NHG op het congres van de North American Primary Care Research Group (NAPCRG), de organisator van het Amerikaanse wetenschappelijke huisartsencongres. NAPCRG en NHG wisselen sprekers uit voor elkaars congressen.
De Amerikaanse spreker op de NHG-Wetenschapsdag namens de NAPCRG was dit jaar Amanda Weidner van de University of Washington in Seattle, met een plenaire lezing over burn-out bij huisartsen aan het begin van hun carrière. Het blijkt dat een inhoudelijk breder takenpakket gezondheid van deze huisartsen bevordert. Frans Rutten, die vorig jaar op het NAPCRG-congres sprak, gaf een plenaire lezingen over zijn onderzoek naar hartfalen. Otto Maarsingh sprak op uitnodiging van VUmc, nu Amsterdam UMC, over hoe je in de dagelijkse praktijk omgaat met gebrek aan wetenschappelijk bewijs. Jochen Cals vertelde over zijn oplossing van een prangend onderzoekersprobleem: hoe kom je aan voldoende respondenten? Drukbezette huisartsen vinden meedoen aan onderzoek vaak een belasting. Cals organiseerde daarom een succesvolle flashmob tijdens de Huisartsen-Hartweek: “Ook weken na de flashmob belden er enthousiaste huisartsen: kan ik nog meedoen?”
Symptomatics
Keynotespreker prof. dr. Pim Teunissen, “Ik ben de vleesgeworden brug tussen onderzoek en praktijk”, is naast praktiserend gynaecoloog aan VUmc, nu Amsterdam UMC, ook onderzoeker in Maastricht als hoogleraar werkplekleren in de gezondheidszorg. Hij besprak een ander heet hangijzer van geneeskundig onderzoek: het verkeerde onderzoeken oftewel onbelangrijke onderzoeksvragen. Waarom onderzoeken we soms het verkeerde? Teunissen ging in op wetenschapsfilosofische uitgangspunten, zoals de relatie tussen paradigmata en ontologie. Zo gaat een positivistisch paradigma ervan uit dat er één onomstotelijke waarheid uit je onderzoek moet rollen. Dat sluit onderzoek van de grillige werkelijkheid vaak uit. Teunissen: “Waarom schrijven artsen niet de bewezen effectieve behandeling voor? Omdat ze weten dat patiënten zich daar niet aan houden, patients don’t comply. Ik onderzoek hoe artsen leren van hun werk, en hoe onderwijs werkt, hoe geneeskundestudenten leren. Wat gebeurt er bij onderwijs, hoe werken ervaringen, hoe beïnvloedt wat je wel en niet mag, datgene wat je leert?”
Hoogleraar Pim Teunissen: “Waarom onderzoeken we soms het verkeerde?”
Ook de tweede keynotespreker, Eiko Fried van Universiteit Leiden, brak een lans voor complexiteit omarmen. Hij verontschuldigde zich schertsend voor de term Symptomatics als titel voor zijn keynotespeech: “toen mijn onderzoek begon, waren termen met -atics erg in de mode”. Hij pleitte voor symptomen als uitgangspunt van onderzoek, in plaats van syndromen. Het zijn immers de symptomen waar patiënten last van hebben. Hij brak een lans voor creativiteit in onderzoek, voor onderzoeksplannen die ruimte openlaten voor individuele verschillen tussen patiënten en voor de realiteit van de dagelijkse praktijk.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.