Nieuws

Nog te vroeg voor een DNA-paspoort

Gepubliceerd
21 februari 2024
Leestijd
1
minuut
Genetisch testen bij risicogeneesmiddelen leidt tot een lagere incidentie van ernstige bijwerkingen bij eerste- en tweedelijns patiënten. Dit blijkt uit een gerandomiseerd open-label cross-over onderzoek dat is uitgevoerd in 7 landen, waaronder Nederland. Dit toont echter nog niet aan dat screenend farmacogenetisch testen klinisch relevant is.
0 reacties
Close-up van een hand die een potje vasthoudt
armacogenetisch testen leidt tot minder bijwerkingen van risicogeneesmiddelen, blijkt uit internationaal onderzoek.

Farmacogenetica onderzoekt hoe variaties in het genetisch profiel de effecten van geneesmiddelen beïnvloeden. Farmacogenetische testen kunnen op verschillende momenten worden toegepast: pre-therapeutisch, reactief of preëmptief (los van de behandeling met geneesmiddelen). Het NHG adviseert reactief te testen, bijvoorbeeld als de effectiviteit van het geneesmiddel lager is dan verwacht of bij onverwacht veel bijwerkingen.  

DNA-variaties 

In het internationale PREPARE-onderzoek is gekeken of bijwerkingen voorkomen kunnen worden door patiënten screenend op DNA-variaties te testen. Hiervoor rekruteerden de onderzoekers verschillende typen patiënten: variërend van oncologie, neurologie, cardiologie tot in Nederland post-transplantatie en patiënten uit de eerstelijnszorg die werden gerekruteerd via 28 openbare apotheken. Het betrof volwassenen die een eerste recept kregen voor een risicogeneesmiddel gedefinieerd door de KNMP-werkgroep Farmacogenetica. Hun DNA-monsters werden gegenotypeerd op 50 genetische varianten in 12 farmacogenen. De randomisatie was op landniveau; 3342 patiënten kregen gedurende de eerste 19 van de 38 maanden looptijd een behandeling op basis van de farmacogenetische testresultaten. In de controlegroep (3602) was dit omgekeerd. 

Minder bijwerkingen 

Bij 25,2% werd een farmacogenetische variant gevonden die aanleiding gaf tot dosisverlaging (17%), een alternatief geneesmiddel (29%), extra controle van de patiënt (14%) of dosistitratie (7%). Deze informatie leidde tot een lagere incidentie van bijwerkingen in de onderzoeksgroep ten opzichte van de groep deelnemers zonder genetische tests (21 versus 27,7%; OR 0,70 (95%-BI 0,61 tot 0,79)) gedurende de follow-up van 12 weken per patiënt.   

De 7 meest voorkomende geneesmiddelen in dit onderzoek waren atorvastatine, clopidogrel, tacrolimus, simvastatine, capecitabine en sertraline. Het opvallend hoge aantal teruggedrongen bijwerkingen voor alle deelnemers is mogelijk te verklaren uit het cross-over design. De onderzoeksopzet waarbij werd gescreend bij een populatie die een geneesmiddel voorgeschreven ging krijgen, rechtvaardigt niet een generalisatie naar de gehele patiëntenpopulatie. 

Conclusie: het is nog te vroeg om screenend farmacogenetisch onderzoek uit te gaan voeren. Wel is het goed om alert te blijven op onverwachte bijwerkingen of onvoldoende effect van bovengenoemde middelen.

Lees meer over het artikel Preëmptief farmacogenetisch testen van L.M.L. Stolk.

Literatuur

  • Stolk LML. Preëmptief farmacogenetisch testen. Gebu 2023;57:e2023.7.

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen