Praktijk

Ongezondheidsrecht

Gepubliceerd
10 juni 2005

Wij krijgen het binnenkort als huisartsen een stuk rustiger. Dan melden zich alleen gezonde mensen op het spreekuur, althans de mensen die gezond leven. Ik blader even door de afsprakenlijst van gisteren. Wie heb ik gezien? Een stevige roker met longklachten, een veel te dikke puber, een man met persisterende nekklachten sinds een ongeval een paar maanden geleden (hij reed te hard, trouwens), een zwangere die het glaasje wijn moeilijk kan laten staan, een 20-jarig mannelijk ‘lekker ding’ met een forse druiper, een amateur-voetballer met knieklachten. Om er maar een paar te noemen. Welnu, de meesten van hen zal ik binnenkort de deur mogen wijzen: ‘Weg, jullie!’

Ik kan dit doen, ik moet dit wellicht doen, op last van minister Hoogervorst. Hij vindt het namelijk niet vanzelfsprekend dat mensen die ongezond leven, onbeperkt gebruik kunnen maken van de gezondheidszorg. ‘Er bestaat niet zoiets als een recht op ongezond leven’, aldus de VVD-bewindsman. Jaarlijks wordt 5 tot 9 procent van het zorgbudget uitgegeven aan ziekten die het gevolg zijn van ongezond gedrag als roken, drinken en te veel eten. Dat is 2,2 tot 4 miljard euro. ‘Het klinkt misschien niet erg liberaal, maar ik vind dat je het niet kunt maken om er maar op los te leven’, aldus Hoogervorst. ‘Als je dan vervolgens ziek wordt, kun je niet verwachten dat je ongebreideld van onze gezondheidszorg gebruik kunt maken.’ Verder zegt hij vooralsnog geen groepen zoals rokers en zware drinkers te willen uitsluiten van bepaalde vormen van hulp, maar zijn ferme standpunt is natuurlijk een fikse tussenstap richting uitsluiting. Vooralsnog wil hij burgers op hun verantwoordelijkheid wijzen, onder andere via het ZonMw-programma ‘Gezond Leven’. Grappig dat hij naar dit programma verwijst, want in zijn standpunten verwijdert hij zich wel heel ver van de oorspronkelijke doelstelling. In 2000 zei Els Borst – toen nog minister – namelijk het volgende: ‘De Gezond Leven zoektocht moet ons leiden naar mensen die we tot nu toe moeilijk konden bereiken. U weet dat de vermindering van de sociaal-economische gezondheidsverschillen voor mij een belangrijk doel is.’ Het nobele doel van mevrouw Borst weet Hoogervorst om te vormen tot het tegendeel. Zijn denkbeelden versterken de gezondheidsverschillen. In grote lijnen mogen wij immers stellen dat in de lagere sociaal-economische lagen ‘ongezond leven’ vaker voorkomt dan in andere lagen van de bevolking. Hiermee tast Hoogervorst de solidariteit aan, en solidariteit is het basisprincipe van ons gezondheidszorgbestel.

Alle kranten namen de uitspraken van de minister op. En er kwam verrassend weinig weerwoord. Gelukkig wel van drie Rotterdamse ethici, in NRC Handelsblad. Deze dames (ethici zijn meestal vrouwen) vrezen ook dat Hoogervorst het solidariteitsbeginsel uitholt. Verder wijzen zij op andere punten: ja, ‘ongezond leven’ kost geld, maar het zijn vooral ook de ongezond levers die geld in het laatje brengen (via accijns) en kosten besparen (door zo vriendelijk te zijn een paar jaar eerder dood te gaan). Bovendien stuit de gedachte van Hoogervorst op praktische bezwaren: hoe bepaal je welk gedrag wél en welk gedrag niet door de beugel kan? Mag ongezond eten niet, maar onveilig vrijen weer wel? Leven sporters gezond, of juist ongezond (door de verhoogde kans op blessures)?

Tot slot: kiest een mens voor een verslaving en leeft hij dus bewust ongezond, of is er juist sprake van onvrijwillig ongezond leven? (Ik denk het laatste.) Het recht op ongezond leven lijkt mij een grondrecht.

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen