De afgelopen vijf jaar is het aantal contacten per patiënt per jaar in de huisartsenpraktijk licht gestegen. De verhouding tussen contacten, prescriptie en verwijzingen bleef min of meer constant. Hoe verhoudt deze ontwikkeling in de omvang van de ‘productie’ van de huisartsenpraktijk zich nu tot de veranderingen in het bedrag dat we per jaar per Nederlander uitgeven aan huisartsenzorg?
Aantal contacten in de huisartsenpraktijk steeg licht
Het aantal contacten per ingeschreven patiënt schommelde in de afgelopen 5 jaar, maar een vergelijking tussen 1997 en 2001 laat een stijging zien van ongeveer 5% ( figuur 1). Dit geldt voor zowel particuliere als voor ziekenfondspatiënten. Over het algemeen hebben patiënten gemiddeld iets vaker contact met de huisartsenpraktijk. Dat kunnen consulten, visites of telefonische contacten met de huisarts zijn, maar ook contacten met de praktijkassistente. Overigens betekent een groei in het aantal contacten niet per definitie dat de huisarts of de assistente ook meer werk aan de gemiddelde patiënt heeft gekregen. Het is immers mogelijk dat vooral het aantal telefonische contacten toenam, terwijl het aantal visites juist afnam.
Verhouding nagenoeg constant
Over het algemeen loopt de ontwikkeling van de verwijs- en prescriptiecijfers parallel aan die van het aantal contacten. Uitzondering hierop vormen de verwijzingen bij ziekenfondspatiënten. Deze daalden tussen 1997 en 2001, waarschijnlijk omdat zij vaker zonder verwijzing van de huisarts naar een medisch specialist gingen.
Uitgaven aan huisartsenzorg houden gelijke tred met productie
Hoe verhoudt die toename in de ‘productie’ van de huisartsenpraktijk zich nu tot de ontwikkeling van het bedrag dat we per jaar per patiënt aan huisartsenzorg uitgeven? Dat bedrag kan worden afgeleid uit gegevens uit het Jaarbeeld zorg van het Ministerie van VWS, waarin de macrokosten uiteen worden gezet. Het gaat dan om de totale kosten die we in Nederland uitgeven aan huisartsenzorg sec, dus zonder de geneesmiddelenvoorziening en zonder preventieprogramma's, zoals de influenzavaccinatie. Wel zijn daarin de abonnementstarieven voor de ziekenfondspatiënten, de consulttarieven van de particuliere patiënten en de eigen betalingen verwerkt. De macrokosten zijn tussen 1997 en 2001 vooral door inflatie en bevolkingsgroei met 22% gestegen. Indien we met deze factoren rekening houden, komt de uitgavenstijging neer op zo'n 7% ( figuur 2). De uitgavenstijging liep daarmee nagenoeg in de pas met de stijging van de productie in de huisartsenpraktijk.
De hier beschreven analyses zijn uitgevoerd op LINH-gegevens. LINH is een project van WOK, NIVEL, LHV en NHG. In 2001 participeerden ruim 120 huisartsenpraktijken. Zie voor meer informatie over LINH en over de hier beschreven gegevens www.linh.nl. Reacties naar info@linh.nl.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.