Samenvatting
Verhoeven AAH, Schuling J. Op zoek naar bewijs; een vraag- en antwoorddienst voor de huisarts. Huisarts Wet 2003;46(1):12-7. Doel Het ontwikkelen van een evidence-based antwoorddienst en nagaan of huisartsen vragen stellen aan deze dienst, en vervolgens onderzoeken wat de beantwoording van deze vragen vergt aan menskracht en middelen. Interventie De deelnemende huisartsen werden getraind in het formuleren van vragen met de PICO-structuur. Op geleide van de vraag stelde de arts-informatiespecialist de zoekstrategie vast, beoordeelde de opbrengst op bewijskracht en formuleerde het antwoord voor de huisarts. Kwaliteitsmaten De arts-informatiespecialist selecteerde de informatiebronnen en volgde bij de beoordeling van de bewijskracht de indeling van het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO. Effecten Vijftien huisartsen stelden 45 vragen. Het bleek mogelijk om binnen het door de vraagsteller aangegeven tijdsbestek een antwoord van goede kwaliteit te bieden. De kosten bedroegen gemiddeld € 200 per vraag. Leerpunten en vervolg Persoonlijke bekendheid van de vragensteller met de antwoordgever blijkt de drempel voor het stellen van vragen belangrijk te verlagen. Het geringe aantal vragen doet vermoeden dat echter ook andere drempels aanwezig zijn. Omdat ook artsen het beste contextgebonden leren, lijkt een dergelijke dienst een belangrijke bijdrage aan nascholing te kunnen leveren.
Inleiding
Veel huisartsen zien in evidence-based geneeskunde een mogelijkheid om kennis te nemen van nieuwe inzichten die kunnen leiden tot veranderingen in de zorg.1 De vakliteratuur kan zo'n 40-50% van de vragen beantwoorden die huisartsen hebben.23 Eerder onderzoek heeft aangetoond dat evidence-based antwoorden op klinische vragen in 20% van de gevallen leidden tot een wijziging van het gevoerde beleid.4 Het zoeken naar het beste beschikbare bewijs is dus een belangrijke weg waarlangs de kwaliteit van de zorg kan worden verbeterd.5 Talrijke barrières bemoeilijken de uitoefening van evidence-based geneeskunde, zoals tekorten aan kennis, ervaring en tijd in het zoeken en op waarde schatten van gegevens in de medische literatuur.678910 Huisartsen kunnen in cursussen zich deze vaardigheden eigen maken en ook H&W publiceert artikelen om de huisarts te ondersteunen bij het evidence-based praktiseren.111213 Maar het aanleren en onderhouden van dergelijke vaardigheden veronderstelt affiniteit en tijd van de huisarts.
Achtergrond
Wij ontwikkelden een dienst die op vragen van individuele huisartsen een antwoord geeft op basis van de gevonden evidence na een zoektocht in informatiebestanden. Huisartsen in het adherentiegebied van de disciplinegroep huisartsgeneeskunde van de Rijksuniversiteit Groningen kregen bij de start van het project een brief met uitleg. De huisartsen die deelnamen waren merendeels huisartsopleiders. In dit artikel beschrijven wij de eerste fase van het project dat tot doel had de voorwaarden te formuleren waaraan een dergelijke dienst moet voldoen en na te gaan of huisartsen vragen stellen aan een dergelijke dienst. Ook wilden we vaststellen wat de beantwoording van deze vragen vergt aan menskracht en middelen.
Interventie
Na een zoektocht in de literatuur naar soortgelijke informatie-diensten voor de eerstelijnsgezondheidszorg,41415161718 en na gesprekken met geïnteresseerde huisartsen stelden wij de voorwaarden op waaraan een dergelijke dienst zou moeten voldoen ( tabel 1). We leerden bij de start van ons project de deelnemende huisartsen klinische vragen te formuleren met de juiste structuur en moedigden hen aan hun vragen over patiënten in te sturen. De eigenlijke dienstverlening bestond uit het zoeken naar gegevens in de medische literatuurbestanden door een arts-informatiespecialist, het beantwoorden van de vragen op basis van de gevonden gegevens en het verzenden van dit antwoord aan de vraagsteller. Vraag en antwoord verzamelden we in een eigen databestand.
huisarts | – vaardigheid een patiëntprobleem te vertalen in een vraag met PICO-structuur |
dienst | – toegankelijk |
– toegang tot informatiebronnen met hoge kwaliteit | |
– tijdbesparend voor de huisarts | |
– geen kosten voor de huisarts | |
– kennis van de huisartspraktijk | |
– kennis van EBM en zoekstrategieën | |
– kwaliteitscriteria kunnen toepassen | |
antwoord | – binnen aanvaardbaar tijdsinterval |
– levering van literatuurreferenties | |
– aangeven van bewijsklasse |
Het formuleren van opzoekbare vragen
Kleine groepen van deelnemende huisartsen boden wij een anderhalf uur durende workshop aan, waarin wij onderricht gaven hoe men een gerichte vraag formuleert met een PICO-structuur.19
Wat is bekend?
- Meer en meer komt klinisch bewijs beschikbaar.
- Huisartsen ervaren drempels in het stellen van vragen.
Wat is nieuw?
- Een evidence-based vraag- en antwoorddienst ondersteunt huisartsen bij het nemen van beslissingen en dient als persoonlijke nascholing.
- Op gewone vragen wordt soms geen antwoord gevonden, terwijl op bijzondere vragen verrassenderwijs soms wel een antwoord blijkt te bestaan.
De elementen in deze manier van vragen zijn:
- de patiënt of het probleem (P)
- de interventie (I)
- de controle-interventie (C)
- de uitkomstmaat (O van outcome)
Deze structuur dwingt de huisarts om zijn vraag nauwkeurig en compleet te formuleren en is ook geschikt voor het gebruik in literatuurbestanden zoals Medline. Met enige aanpassingen is de structuur ook te gebruiken voor diagnostische tests of etiologische of prognostische vragen.20
Het vraagformulier
Na het bijwonen van de workshop werden de huisartsen uitgenodigd om vragen in te sturen die bij hen opkwamen tijdens arts-patiëntcontacten. Wij ontwierpen daartoe een vraagformulier afgeleid van het formulier van Haywards.4 In geval van onduidelijkheden namen wij contact op met de vraagsteller.
De selectie van en het zoeken in informatiebronnen
De betrokken arts-informatiespecialist (AV) heeft de opleiding tot huisarts gevolgd, een aantal jaren als huisarts gewerkt en vervolgens ruim 14 jaar als medisch informatiespecialist in een universitaire bibliotheek. Deze combinatie van kwaliteiten komt overeen met het internationaal geaccepteerde profiel van een arts-informatiedeskundige.21 Aan mogelijk relevante artikelen uit literatuurbestanden stelden wij van tevoren de volgende eisen: het artikel heeft een ‘abstract’ of is online beschikbaar of is in de gedrukte versie aanwezig in de bibliotheek. In dit onderzoek gebruikte de arts-informatiespecialist een selectie van elektronische informatiebronnen met de gedrukte Clinical Evidence als toegevoegde uitzondering ( tabel 2). Insluitcriteria voor deze bronnen waren: de kwaliteit van de inhoud (meta-analyses, systematische reviews, gerandomiseerde en gecontroleerde onderzoeken, op bewijskracht getoetste artikelen), de beschikbaarheid en de toegankelijkheid van de bronnen, en aandacht voor de eerstelijnsgezondheidszorg. Na selectie van de relevante onderzoeksartikelen werd de inhoud kritisch beoordeeld op de kwaliteit, hetzij op basis van het abstract, hetzij op basis van de volledige tekst. Belangrijke criteria bij
Evidence-based bronnen | Cochrane Library, Clinical Evidence |
Tijdschriftartikelen in literatuurbestanden | Medline/PubMed, Embase, CINAHL, Current Contents, PsycInfo, SocioFile, Web of Science |
Geselecteerde artikelen met expert commentaar | ACP Journal Club, Evidence-Based Medicine, Bandolier |
Richtlijnen | National Guidelines Clearing House (USA), NHG-Standaarden, Clinical Guidelines of the National Institute for Clinical Excellence (UK), Scottish Intercollegiate Guidelines Network, Health Services Technology Assessment Guidelines (USA) |
Medische zoekmachines | TRIP database, SUMsearch |
Internet peer reviewed sites | Medlineplus |
Het antwoord
Het antwoord op de gestelde vraag gebaseerd op de best beschikbare evidence werd aan de huisarts gezonden. Nu eens was het antwoord breder dan de vraag (boezemfibrilleren in plaats van paroxysmaal boezemfibrilleren) dan weer smaller (apart benoemde risico's van een CVA voor primaire en secundaire preventie in plaats van het risico voor preventie in het algemeen). Bij het antwoord gaven we de bijbehorende bewijsklasse en de referenties waarop het antwoord gebaseerd was.
Belangrijkste kwaliteitsmaten
Als uitkomstmaat werden het aantal gestelde vragen geregistreerd en de kosten per vraag berekend. De kosten werden vooral bepaald door de inzet van de arts-informatiespecialist, vervolgens door de abonnementen op de (elektronische) literatuurbestanden en ten slotte door de bureaukosten voor de administratieve verwerking.
Effecten
Eenentwintig huisartsen leerden hun vragen te vertalen van de dagelijkse praktijk (‘Helpen corticosteroïden bij artrose?’) naar een opzoekbare vraag (‘Wat is het effect op pijn van een intra-articulaire injectie met corticosteroïden, vergeleken met een placebo, in een knie met ernstige artrose bij een oudere patiënt?’). Wij ontvingen in één jaar 45 vragen van 15 huisartsen. Drie casussen worden geïllustreerd in het kader. De huisartsen besteedden anderhalf uur aan de workshop en ongeveer vijf minuten per keer aan het invullen van het vraagformulier, terwijl zij zichzelf drieënhalfuur zoeken bespaarden per gestelde vraag. De tijd die de arts-informatiespecialist aan een vraag besteedde, viel uiteen in tijd besteed aan de zoektocht en tijd besteed aan de beoordeling van de opbrengst. De beoordeling kostte aanzienlijk meer tijd dan het zoeken zelf.
Het aantal relevante artikelen dat gevonden werd en de tijd die dit vergde, leek samen te hangen met de mate van overeenstemming over de aanpak van het onderhavige probleem binnen de medische professie. Zo konden wij enkele niveaus van acceptatie onderscheiden. De meeste tijd (tot 12 uur) kostten de problemen waarover geen systematische review beschikbaar was, maar waarover wel vele onderzoeken waren gepubliceerd (bijvoorbeeld ‘Hoeveel tijd kost de genezing van een anusfissuur die met nitro-glycerinezalf behandeld wordt?’). Ook omstreden onderwerpen waarover veel gepubliceerd was, vergden veel tijd (bijvoorbeeld ‘Is overleving van gezonde mannen met PSA-screening langer dan die van gezonde mannen zonder deze screening?’). Minder dan een halfuur was nodig voor vragen over onderwerpen waarover een systematische review beschikbaar is (‘Geeft oestrogeensuppletietherapie bij een postmenopauzale 58-jarige vrouw een grotere kans op endometriumkanker dan eenzelfde behandeling waaraan progestagenen zijn toegevoegd?’) of waarover nagenoeg niets gepubliceerd is. Een aantal malen kon bij een vraag geen informatie gevonden worden, zoals in casus 3. zo'n missend antwoord kan een stimulans zijn voor het formuleren van een nieuwe onderzoeksvraag. Op heel ongewone vragen bleek soms wel een antwoord te bestaan, zoals in casus 2 is aangegeven. De kosten per vraag werden vooral bepaald door de tijdsinvestering van de informatiespecialist. Gemiddeld leidde dit tot een bedrag van € 200 per vraag met een spreiding van € 25-1200.
Leerpunten en vervolg
Aanvankelijk was het animo van de huisartsen om vragen in te zenden gering. Het aantal vragen dat bij huisartsen opkomt, zou uiteenlopen van vijf per patiënt tot één per dag.23 Nederlandse huisartsen gaven eerder aan zeven vragen per week te hebben.24 Mogelijk passen veel huisartsen, gevormd door hun opleiding, nog steeds de authority-based benadering toe door medisch specialisten of studieboeken te raadplegen.25 Van de eerste informatiebron is de bewijsklasse moeilijk vast te stellen, van de tweede is het bewijs doorgaans gedateerd. Het is ook mogelijk dat huisartsen schroom ervaren voor het stellen van klinische vragen. Dat is betreurenswaardig. Aan alle wetenschap ligt het vermogen ten grondslag vragen te stellen. Ook voor het praktiseren van evidence-based geneeskunde is het (durven) stellen van vragen een basisvoorwaarde. Het stellen van patiëntgebonden vragen zou gestimuleerd kunnen worden als hiervoor accreditering in aanmerking zou komen. Gelet op de effectiviteit van contextgebonden leren, zoals die zich in de setting van de vraag- en antwoorddienst voordoet, zou dit een terechte honorering zijn.
Bij onze methodologie zijn verschillende kanttekeningen te plaatsen. Onze groep vragenstellers bestond voor een groot deel uit huisartsen die wij persoonlijk kennen. Dit verlaagt de drempel tot het stellen van vragen. Bij de verdere ontwikkeling van een dergelijke dienst zal de lijn tussen de vragensteller en de dienstverlener daarom kort moeten zijn, waarbij periodiek persoonlijk contact individueel of groepsgewijs gewenst is.18 Een volgende kanttekening is dat wij voornamelijk elektronische informatiebronnen gebruikten. Bij een enkel onderzoek bleek dat minder dan de helft van de referenties ten behoeve van een systematische review werd opgespoord met elektronische literatuurbestanden en dat 24% van de referenties gemist zou zijn, als de auteurs geen experts geraadpleegd hadden.26 Wij hadden echter bij de beantwoording van vragen niet de pretentie een systematische review te schrijven; voorop stond het doel om binnen een aanvaardbaar tijdsbestek een klinische vraag te beantwoorden. Ten slotte hebben wij artikelen zonder abstract of waarvan geen volledige tekst beschikbaar was buiten beschouwing gelaten. Dit kan een bias hebben veroorzaakt in onze antwoorden. Als de volledige tekst niet beschikbaar was, maar het abstract wel, dan baseerden wij ons antwoord op het abstract. Pitkin stelt dat 68% van de abstracts deficiënt zijn,27 maar de discrepanties zijn gering en zouden niet leiden tot ernstige interpretatiefouten.28
Casus 1
Wat is het effect op pijn van een intra-articulaire injectie met corticosteroïden, vergeleken met een placebo, in een knie met ernstige artrose bij een oudere patíënt?
Bronnen: Cochrane, Trip, ACP, Bandolier, Nat Guidelines Clearing House, PubMed, Embase, HSTAT, Medlineplus, CAT, SUMsearch, Clinical Evidence. Trefwoorden (MESH): osteoarthritis, injections-intra-articular, anti-inflammatory agents-steroidal, aged.
Evidence gevonden in de Cochrane Library en Clinical Evidence (systematische reviews) en in Medline:
- Kirwan JRR. Intra-articular therapy in osteoarthritis. Baillierres Clin Rheumatol 1997;11:769-94.
- Ravau P, Moulinier L, Giraudeau B, Ayral X, Guerin C, Noel E, et al. Effects of joint lavage and steroid injection in patients with osteoarthritis of the knee: results of a multicenter, randomized, controlled trial. Arthritis Rheum 1999;42:475-82.
Alleen voor de korte termijn is aangetoond dat voor pijnverlichting intra-articulaire injecties met steroïden superieur zijn in vergelijking met een placebo. Na een maand is het gunstig effect op de pijn niet meer significant. Het antwoord werd gevonden in een systematische review uit 1997 met 10 randomized controlled trials uit 1958 tot 1996. Een randomized controlled trial gepubliceerd in 1999 bevestigt de uitkomst van dit systematische review. Het niveau van evidence is: 1 (Het is aangetoond dat …).
Casus 2
Komen er in de premenstruele fase van de cyclus meer slaapstoornissen voor dan in de pre-ovulatoire fase? Dit naar aanleiding van een gezonde 48-jarige vrouw zonder gebruik van orale anticonceptie, die klaagt over slapeloosheid en deze relateert aan haar cyclus. Haar vraag is of de pil voor haar een oplossing is.
Gezocht in de volgende bronnen: PubMed, Embase. Trefwoorden in Medline: menstrual cycle, sleep disorders. Trefwoorden in Embase: ovary cycle, sleep disorder, somnolence, insomnia, menstrual cycle, premenstrual syndrome.
Evidence gevonden in Medline en Embase:
- Manber R, Bootzin RR . Sleep and the menstrual cycle. Health Psychol 1997;16:209-14.
- Shibui K, Uchiyama M, Okawa M, Kudo Y, Kim K, Liu X, et al. Diurnal fluctuation of sleep propensity and hormonal secretion across the menstrual cycle. Biol Psychiatry 2000;48:1062-8.
Er blijkt inderdaad een verband te bestaan tussen de slaap en de menstruele cyclus. Tweeëndertig gezonde vrouwen hielden tweemaal per dag tijdens twee menstruele cycli een slaap-waakdagboek bij. Bij eenieder bleek er tijdens de luteale fase een significante vertraging van het in slaap vallen te bestaan en een significante vermindering van de slaapefficiëntie en slaapkwaliteit. Bij acht gezonde vrouwen werd experimenteel gevonden dat tijdens de luteale fase slaperigheid overdag significant verhoogd was. Het niveau van evidence is: niveau 2 (Het is aannemelijk dat …)
Casus 3
Als een vrouw een postpartumpsychose krijgt en opgenomen moet worden, heeft dan opname van de baby samen met de moeder een positief effect op het beloop van de psychose?
Gezocht in de volgende bronnen: Cochrane, Clinical Evidence, Medline, Embase, PsycInfo, CINAHL, TRIP database en SUMsearch. Gezocht met trefwoorden in Medline: depression-involutional, treatment outcome, patient admission, mother-child relation, child of impaired parents
Er werd geen evidence gevonden, alleen persoonlijke meningen.
Een vraag- en antwoorddienst biedt aan huisartsen dus de mogelijkheid het beste beschikbare klinisch bewijs te ontvangen dat hun zorg voor de individuele patiënt kan ondersteunen, terwijl deze dienst de huisarts een minimum aan tijd en energie kost. Wij veronderstellen dat een dergelijke dienst de kwaliteit van de zorg in de huisartsenpraktijk nog verder kan verbeteren. Maar ook indien het beste bewijs beschikbaar en toegankelijk is, lukt de implementatie daarvan niet steeds.678929 De huisarts zal zelf samen met de patiënt moeten besluiten of en hoe implementatie van het antwoord plaats zal vinden. In dat traject zal in de eerste plaats de voorkeur van de patiënt, diens voorgeschiedenis, bijkomende ziekten en de sociale context in acht genomen worden, maar zal ook de opvatting van de arts invloed hebben op de besluitvorming. In de toekomst zou een dergelijke dienst gefinancierd moeten worden vanuit de beroepsorganisatie of door de zorgverzekeraars. De kosten-batenverhouding van een dergelijk project zal verbeteren, wanneer meer huisartsen deelnemen, maar ook wanneer het bestand van vragen en antwoorden beschikbaar wordt gesteld voor zelfsturend leren.30
Dankbetuiging
De Haak Bastiaanse-Kuneman stichting kende een subsidie toe aan dit project waardoor we deze service een jaarlang kosteloos konden aanbieden.
Literatuur
- 1.↲McColl A, Smith H, White P, Field J. General practitioners' perceptions of the route to evidence based medicine: a questionnaire survey. BMJ 1998;316:361-5.
- 2.↲Gorman PN, Ash J, Wykoff L. Can primary care physicians' questions be answered using the medical journal literature? Bull Med Libr Assoc 1994;82:140-6.
- 3.↲Chambliss ML, Conley J. Answering clinical questions. J Fam Pract 1996;43:140-4.
- 4.↲↲↲Hayward JA, Wearne SM, Middleton PF, Silagy CA, Weller DP, Doust JA. Providing evidence-based answers to clinical questions. A pilot information service for general practitioners. Med J Aust 1999;171:547-50.
- 5.↲Grol R. Improving the quality of medical care. Building bridges among professional pride, payer profit, and patient satisfaction. JAMA 2001;286:2578-85.
- 6.↲↲Freeman AC, Sweeney K. Why general practitioners do not implement evidence: qualitative study. BMJ 2001;323:1100-2.
- 7.↲↲Wilkinson EK, Bosanquet A, Salisbury C, Hasler J, Bosanquet N. Barriers and facilitators to the implementation of evidence-based medicine in general practice: a qualitative study. Eur J Gen Pract 1999;5:66-70.
- 8.↲↲Verhoeven AAH, Boerma EJ, Meyboom-de Jong B. Management of bibliographic information by Dutch researchers in general practice. Fam Pract 1997;14:69-72.
- 9.↲↲Putnam W, Twohig PL, Burge FI, Jackson LA, Cox JL. A qualitative study of evidence in primary care: what the practitioners are saying. Can Med Assoc J 2002;166:1525-30.
- 10.↲Ely JW, Osheroff JA, Ebell MH, Chambliss ML, Vinson DC, Stevermer, JJ et al. Obstacles to answering doctors' questions about patient care with evidence: qualitative study. BMJ 2002;324:1-7.
- 11.↲Zaat J. Dat zoek ik op … Evidence based medicine in de praktijk. Huisarts Wet 2000;43:295-9.
- 12.↲Zaat J, Assendelft P. Slim zoeken in Pubmed. Huisarts Wet 2001;44:364.
- 13.↲Assendelft WJJ, Zaat JOM, Meijman FJ. Systematische literatuuroverzichten voor de huisarts. Een Cochrane-rubriek in Huisarts en Wetenschap. Huisarts Wet 2000;43:29-31.
- 14.↲Brassey J, Elwyn G, Price C, Kinnersley P. Just in time information for clinicians: a questionnaire evaluation of the ATTRACT project. BMJ 2001;322:529-30.
- 15.↲Swinglehurst DA, Pierce M, Fuller JCA. A clinical informaticist to support primary care decision making. Qual Health Care 2001;10:245-9.
- 16.↲Del Mar CB, Silagy CA, Glasziou PP, Weller D, Spinks AB, Bernath V et al. Feasibility of an evidence-based literature search service for general practitioners. Med J Aust 2001; 175:134-7.
- 17.↲Martin P, Kauser A. An informaticist working in primary care: a descriptive study. Health Informatics Journal 2001;7:66-70.
- 18.↲↲Greenhalgh T, Hughes J, Humphrey C, Rogers S, Swinglehurst D, Martin P. A comparative case study of two models of a clinical informaticist service. BMJ 2002;324:524-9.
- 19.↲Sackett DL, Straus SE, Richardson WS, Rosenberg W, Haynes RB. Evidence-based medicine. How to practice and teach EBM. 2nd ed. Edinburgh: Churchill Livingstone, 2000.
- 20.↲Offringa M, Assendelft WJJ, Scholten RJPM. Inleiding in evidence-based medicine. Klinisch handelen gebaseerd op bewijsmateriaal. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, 2000:15-6.
- 21.↲Davidoff F, Florance V. The informationist: a new health profession? Ann Intern Med 2000;132:996-8.
- 22.↲Van Everdingen JJE. Van consensus naar CBO-richtlijn. Ned Tijdschr Geneeskd 1999;143:2086-9.
- 23.↲Swinglehurst DA, Pierce M. Questioning in general practice-a tool for change. Br J Gen Pract 2000;50:747-50.
- 24.↲Verhoeven AAH. Information-seeking by general practitioners [Dissertatie]. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen, 1999:45.
- 25.↲Verhoeven AAH, Boerma EJ, Meyboom-de Jong B. Het gebruik van informatiebronnen door huisartsen. Een literatuuroverzicht. Huisarts Wet 1996;39:12-5.
- 26.↲McManus RJ, Wilson S, Delaney BC, Fitzmaurice DA, Hyde CJ, Tobias RS, et al. Review of the usefulness of contacting other experts when conducting a literature search for systematic reviews. BMJ 1998;317:1562-3.
- 27.↲Pitkin RM, Branagan MA, Burmeister LF. Accuracy of data in abstracts of published research articles. JAMA 1999;281:1110-1.
- 28.↲Brassey J. In defence of ATTRACT. Online letter in BMJ 2001; July 6. http://bmj.com/cgi/eletters/322/7285/529 bezocht op 16 augustus 2002.
- 29.↲Flottorp S, Oxman AD, Hœvelsrud K, Treweek S, Herrin J. Cluster randomised controlled trial of tailored interventions to improve the management of urinary tract infections in women and sore throat. BMJ 2002;325:367-72.
- 30.↲Ely JW, Osheroff JA, Ferguson KJ, Chambliss ML, Vinson DC, Moore JL. Lifelong self-directed learning using a computer database of clinical questions. J Fam Pract 1997;45:382-8.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.