Samenvatting
Koene S, Verhagen AAE, Veldhoven C, De Wildt SN, Verhagen SC. Palliatieve sedatie bij kinderen. Huisarts Wet 2017;60(7):324-7.
Over palliatieve sedatie bij kinderen is weinig bekend. De incidentie thuis is laag, waardoor huisartsen niet in staat zijn hiermee ervaring op te bouwen. Dit artikel exploreert de valkuilen van palliatieve sedatie bij kinderen vanuit ethisch en klinisch-farmacologisch perspectief. Het is moeilijk om bij kinderen vast te stellen wanneer refractaire symptomen zo ernstig zijn dat het verlichten van lijden te verkiezen is boven het verlengen van het leven. Een tweede ethisch dilemma ontstaat als palliatieve sedatie verward wordt met opzettelijke levensbeëindiging. Midazolam is ook bij kinderen het middel van eerste keus. Leeftijd en ziekzijn leiden tot een grote variatie in klaring, zodat titratie altijd op individuele basis moet gebeuren. We geven praktische aanbevelingen over de farmacologische uitvoering van palliatieve sedatie bij kinderen. We adviseren laagdrempelig intercollegiaal te overleggen met artsen, zoals een kinderoncoloog, kinderintensivist of een palliatief team dat ervaring heeft met palliatieve sedatie bij kinderen.
Casus
Jannie (8 jaar) heeft het syndroom van Down en een aangeboren inoperabele hartafwijking. Onlangs is bij haar een snelgroeiend, abdominaal lymfoom vastgesteld, dat niet reageert op behandeling. Ze is prikkelbaar en krijgt voedingsproblemen. Direct na het inslapen wordt haar ademhaling oppervlakkig, waarna ze steeds wakker wordt. Door oververmoeidheid is inmiddels een onhoudbare situatie ontstaan. Het lymfoom neemt de gehele buik in en belemmert de ademhaling. Opioïden en orale benzodiazepines hebben onvoldoende effect op pijn en onrust, en verhoging van de dosis is riskant. De ouders willen geen kunstmatige ondersteuning van de ademhaling. Zij vinden dat deze oplossing niet in het belang is van Jannie, omdat het ziekteproces onomkeerbaar is en de beademing in hun ogen onnodig lijden veroorzaakt. Zij vragen de huisarts hulp om Jannie ‘zo goed mogelijk’ thuis te kunnen laten overlijden. De huisarts consulteert hiervoor de kinderoncoloog, die bevestigt dat het overlijden in uren tot dagen te verwachten is en dat er geen andere acceptabele mogelijkheden zijn. Samen met de kinderoncoloog en het palliatief team wordt een plan gemaakt voor palliatieve sedatie. De keuze valt op midazolam. De huisarts bekijkt de situatie elke twee uur en overlegt laagdrempelig met de dienstdoende kinderoncoloog over Jannie’s reactie op de medicatie en eventuele beleidswijzigingen.
Probleemstelling
Palliatieve sedatie heeft als doel in de laatste fase lijden door refractaire symptomen te verlichten.1 Een klacht is refractair als geen effectieve behandeling voorhanden is, verlichting te lang duurt of de behandeling onaanvaardbaar is voor de belanghebbenden. Palliatieve sedatie kan men continu tot het overlijden toepassen, of kortdurend of intermitterend. In alle situaties is het van belang dat de palliatieve sedatie op de juiste indicatie, proportioneel en adequaat gebeurt.
De incidentie van palliatieve sedatie bij volwassenen in de huisartsenpraktijk is niet precies bekend, maar lijkt te stijgen van enkele procenten in 2005 tot ruim 12% in 2010.2 In Nederland behoeven jaarlijks vijf- tot zevenduizend kinderen palliatieve zorg,345 maar men heeft nog niet onderzocht hoeveel kinderen palliatieve sedatie ondergaan.
Palliatieve sedatie betreft voornamelijk neonaten, kinderen met aangeboren afwijkingen (bijvoorbeeld aan het zenuwstelsel, het hart, of de bloedvaten), met stofwisselingsziekten of oncologische aandoeningen.6 Palliatieve sedatie bij kinderen vindt ook thuis plaats. De incidentie is echter zo gering dat het voor de individuele huisarts niet mogelijk is om hiermee ervaring op te bouwen.
Het overlijden van een kind is, ook voor professionals, een emotionele gebeurtenis. Daarnaast is het ingewikkeld om onbehandelbaarheid en ernst van het lijden van het kind vast te stellen. De Richtlijn Palliatieve Sedatie van de KNMG 2009 geeft alleen aanbevelingen voor volwassenen. De Richtlijn Palliatieve Zorg voor Kinderen [tabel 1], die is ontwikkeld op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde, geeft aanwijzingen voor het initiëren van palliatieve sedatie, maar geen concrete aanbevelingen voor keuze en dosering van sedativa.3 Er zijn essentiële verschillen in de farmacokinetiek en -dynamiek tussen kinderen en volwassenen, die dosering en titratie per leeftijdsgroep beïnvloeden.7
Tabel1Relevante highlights uit de NVK Richtlijn Palliatieve Zorg voor KinderenOpen tabel
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
In dit artikel exploreren wij de ethische valkuilen van palliatieve sedatie bij kinderen en zullen wij vanuit farmacologisch perspectief handvatten geven voor de toepassing van midazolam. Voor gedetailleerde informatie over indicatie en niet-medicamenteuze aspecten van palliatieve sedatie verwijzen we naar de Richtlijn Palliatieve Zorg voor Kinderen.3
Morele en ethische dilemma’s
Palliatieve sedatie is een effectieve manier om lijden door refractaire klachten te verzachten. Als de methode wordt toegepast bij kinderen ontstaan ethische dilemma’s en daarom is zorgvuldig afwegen vanuit verschillende perspectieven (multidisciplinair) noodzakelijk.
Het eerste dilemma rond palliatieve sedatie bij kinderen ontstaat doordat het moeilijk is om vast te stellen wanneer refractaire klachten zo ernstig zijn dat verlichten van lijden te verkiezen is boven (helder) bewustzijn. Lijden is immers een subjectieve belevenis en veel patiëntjes zijn niet goed in staat om aan te geven dat het lijden zo ernstig is dat palliatieve sedatie gerechtvaardigd is. Veel kinderen met een levensverkortende aandoening hebben ook een ontwikkelingsstoornis, wat de communicatie over het levenseinde bemoeilijkt. Wie beslist op grond waarvan tot palliatieve sedatie? Formeel stelt de arts de indicatie op grond van geobserveerde symptomen en de slechte behandelbaarheid ervan, maar de inschatting van de ouders is daarbij ook zeer belangrijk. Zij nemen immers de belangrijke beslissingen voor hun kind. In de praktijk blijken ouders goed in staat te zijn om een oordeel over de ernst van het lijden van het kind te geven, zeker als zij gesteund worden door professionele zorgverleners. De professional zal zijn expertise moeten gebruiken om het lijden van de ouders te onderscheiden van dat van het kind, exploreert de fysieke, emotionele, existentiële en sociale dimensies van het lijden, en stelt vast of behandeling ervan ineffectief is of met onaanvaardbare bijwerkingen gepaard gaat.
Een ander schijnbaar dilemma kan zich voordoen wanneer verwarring ontstaat tussen palliatieve sedatie van kinderen met opzettelijke levensbeëindiging, waarvoor een heel ander (juridisch) kader geldt. Beide interventies moeten duidelijk van elkaar worden onderscheiden. Palliatieve sedatie lege artis toegepast bekort het leven niet, maar verlaagt het bewust ervaren van ondraaglijke klachten. De arts kan dit dilemma voorkomen wanneer hij zich bewust is van de mogelijke verwarring, door de argumenten voor palliatieve sedatie bij het team/collega’s te toetsen, door heldere communicatie met ouders en door zorgvuldige documentatie achteraf.
Farmacologie palliatieve sedatie kinderen
Voor palliatieve sedatie bij volwassenen is midazolam het middel van eerste keus.1 Midazolam is een benzodiazepine met een snelle, anxiolytische, spierverslappende, anticonvulsieve en sederende werking, bindt aan de GABAA-receptor en remt de neurotransmissie in het centrale zenuwstelsel. Midazolam is een effectief, veilig sedativum bij à terme en oudere kinderen89 en dus ook in deze groep het middel van eerste keus. Midazolam heeft bij gezonde kinderen en volwassenen een korte eliminatiehalfwaardetijd en is daarmee beter titreerbaar dan benzodiazepines als diazepam en clonazepam.
Wanneer midazolam onvoldoende effect heeft, luidt het advies bij volwassenen om levomepromazine toe te voegen.1 Bij falen van de midazolam-levomepromazine combinatietherapie adviseert de KNMG-richtlijn Palliatieve sedatie in een ziekenhuissetting propofol.1 Chloralhydraat en promethazine zijn mogelijk op hun plaats bij palliatieve sedatie van kinderen, maar zijn niet opgenomen in de richtlijn. Morfine speelt geen rol bij sedatie, maar wel ter bestrijding van pijn of dyspneu. In verband met het risico op ademdepressie is het aan te raden midazolam en morfine niet tegelijk als bolus toe te dienen of te verhogen.
De mate van verlichting van ongemak en beperking van bewustzijnsverlaging bepaalt de dosering en de combinaties van medicamenten. Meestal probeert men sedatie te beperken, zodat enige communicatie mogelijk blijft.3 De last van het lijden kunnen alleen het kind zelf en/of de ouders bepalen; het behandelteam zal samen met hen moeten besluiten of proportioneel sederen en behoud van communicatie acceptabel zijn of het lijden acuut moet worden verlicht door diepe sedatie na te streven.
Er zijn essentiële verschillen in de farmacokinetiek van midazolam tussen volwassenen en kinderen, tussen kinderen van verschillende leeftijden en bij verschillende gezondheidstoestanden.10 Er is veel bekend over de farmacokinetiek bij kinderen, omdat de klaring van midazolam een belangrijke biomarker van de activiteit van CYP3A4/5 is. Midazolam wordt omgezet naar 1OH-midazolam, gevolgd door glucuronidatie tot 1OH-midazolam-glucoronide (OHM-G), dat renaal wordt uitgescheiden en ook een sederend effect heeft.11 Er is sprake van een lagere OHM-G-klaring bij een lagere glomerulaire filtratiesnelheid, die klinisch van belang wordt bij een klaring < 30 ml/min.12 Bij kinderen < 6 maanden zien we een verminderde klaring van midazolam en een grotere interindividuele spreiding dan bij oudere kinderen.13 Ernstig zieke kinderen kunnen een verlaagde klaring hebben, waarschijnlijk door orgaanfalen en inflammatie,14 wat de CYP3A-activiteit lijkt te verlagen.15 Bovendien veroorzaken de veranderingen in de fysiologie die samengaan met het sterven ook veranderingen in de farmacokinetiek van deze middelen.16 Op basis hiervan adviseert men om bij kinderen in de terminale fase voorzichtiger te doseren dan bij een electieve ingreep.14
In de huisartsenpraktijk, waar de huisarts de patiënt met relatief grotere tijdsintervallen observeert en het medicatiebeleid aanpast, is de interindividuele spreiding in klaring een risicofactor voor midazolam accumulatie of te lage spiegels. Kennis van de verminderde klaring bij zuigelingen en de grote interindividuele spreiding bij peuters en kleuters of ernstig zieke kinderen vergroot de kans op een goede palliatie, zonder het kind daarbij onder of over te sederen.
Van midazolam zijn zowel injectievloeistoffen voor intraveneuze, oromucosale toediening, als intranasale (lokale irritatie) en rectale formuleringen beschikbaar. Om een continue spiegel te bereiken, kiest men ook bij het kind voor toediening subcutaan of intraveneus met pomp, ook al zijn andere vormen kindvriendelijker. Bij kinderen varieert de biologische beschikbaarheid van intranasale toediening tussen 50 en 83%,10 bij rectale toediening 50 tot 100%1718 en bij intramusculair of subcutane toediening 95%.19 De tijd waarin de maximale concentratie bereikt wordt, loopt uiteen (tmax = 8 tot 30 minuten; kortste tmax bij intranasale toediening) met een grote interindividuele spreiding.
Intranasale, buccale of rectale toediening veroorzaakt extra variatie in biologische beschikbaarheid en bloedspiegels over de tijd. Onze voorkeur gaat uit naar een combinatie van bolussen (subcutaan of langzaam intraveneus) plus continue infusie in de titratiefase en continu gedurende de onderhoudsfase. Bolussen bij de opstartfase geven een stabielere en meer voorspelbare sedatie.
Het doel van palliatieve sedatie is het verlichten van lijden. Het comfort van het patiëntje en de diepte van de sedatie worden gemonitord met een leeftijdsadequate sedatieschaal, zoals de COMFORT-schaal of de Ramsey-schaal20 [tabel 2]. De zespunts-Ramsey-schaal is in de praktijk praktischer (de COMFORT-schaal is niet gevalideerd voor de palliatieve fase en vraagt uitgebreide scholing). Er wordt gestreefd naar scores van 2 tot 4. De frequentie van deze controles is afhankelijk van de situatie van het kind, maar in de beginfase het liefst elke twee uur [tabel 3].
Tabel2Ramsey-sedatieschaalOpen tabel
Wakker | |
1 | Bang, geagiteerd of oncomfortabel |
2 | Coöperatief, georiënteerd en kalm |
3 | Slaperig. Reageert op normale verbale stimuli |
Slapend | |
4 | Snelle reactie op harde geluiden of zachtjes tikken op het voorhoofd |
5 | Trage reactie op harde geluiden of zachtjes tikken op het voorhoofd |
6 | Geen reactie op harde geluiden of zachtjes tikken op het voorhoofd |
Tabel3Algemene adviezen over palliatieve sedatie bij kinderenOpen tabel
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bij de zuigeling is de eliminatiehalfwaardetijd verlengd vanwege onvoldoende rijping van enzymen en is voorzichtigheid geboden om accumulatie te voorkomen. Het niveau van sedatie moet kritisch worden vervolgd. Aan de andere kant zijn bij peuters en kleuters vaak frequentere bolussen of hogere onderhoudsdoseringen nodig, vanwege snellere klaring. Daarom dient men bij iets oudere kinderen die reeds middelen uit deze groep gebruiken hoger te starten en/of sneller op te hogen.
Palliatieve sedatie kinderen in de praktijk
[Tabel 3] vat onze adviezen voor palliatieve sedatie bij kinderen samen, die we baseren op kennis van de (kinder)farmacologie en praktijkervaringen van het team Palliatieve zorg en de kinder-intensive care. In [tabel 4] staan adviezen over oplaad- en onderhoudsdosering, frequentie en mate van ophogen van midazolam. Meestal zullen klachten die onvoldoende op gerichte behandeling reageren langere tijd te behandelen zijn met een lichte vorm van sedatie. Zolang dit een bevredigende verlichting geeft, is er geen noodzaak voor diepe(re) sedatie. De huisarts zal op basis van frequente controles de dosering afstemmen op het comfort van het kind.
Tabel4Leeftijdsspecifieke doseringsadviezen over palliatieve sedatie bij kinderenOpen tabel
|
|
|
|
|
Naast afwijkende farmacokinetische en farmacodynamische aspecten van sedatie bij kinderen spelen ook andere somatische, psychosociale en zingevingselementen dan bij volwassenen een belangrijke rol. De positie van de hulpverlener is anders: hij heeft te maken met professionele onzekerheid bij (incidentele) besluitvorming en uitvoering van sedatie bij een kind, met mantelzorgers (ouders) die een andere betrokkenheid hebben dan bij volwassenen, maar ook met de eigen emoties, die veel heftiger zijn door de impact dat juist een kind ‘moet sterven’ en daarmee de professionele opstelling van nabijheid en distantie kunnen aantasten.
De beoordeling van klachten die de aanleiding vormen voor sedatie en de respons op interventies verloopt bij een neonaat, baby, peuter, kleuter en groter kind steeds anders. Wijkverpleegkundigen en paramedici hebben eveneens een andere rol dan bij volwassenen en zijn ook minder gewend om met een kind in de stervensfase om te gaan. Afwegingen zijn zelden zwart-wit en vragen veel expertise van de betrokkenen om tot een goed advies te komen. Mede door de emotionele impact is besluitvorming zelden eenvoudig en ontstaan morele dilemma’s bij conflicterende standpunten van betrokkenen. Het oordeel dat een klacht refractair is geworden bij een kind kan dan ook het best in teamverband worden genomen. Bij de keuze voor palliatieve sedatie zullen ouders, als de wettelijke vertegenwoordigers van het (jongere) kind, altijd betrokken moeten worden.
Conclusie
In dit artikel geven wij ethische handvatten en farmacologische onderbouwing om palliatieve sedatie bij kinderen zorgvuldig uit te voeren. We wijzen op groepen kinderen met verminderde midazolamklaring en/of grote interindividuele spreiding, zoals jonge of ernstig zieke kinderen. Het is van groot belang om eerlijk en duidelijk te communiceren over de doelen, de verwachte effecten en bijwerkingen, en de wensen van de patiënt en de ouders over de sedatie. Wanneer er onzekerheid is over het in te stellen beleid adviseren we consultatie te zoeken bij een kinderintensivist, kinderoncoloog of palliatief team met expertise in palliatieve sedatie bij kinderen.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.