Samenvatting
Buijs PC, Van den Heuvel FMM, Steenbeek R. Patiënten verwachten bij ziekenverzuim een prominente rol van de huisarts. Huisarts Wet 2009;52(3):147-51. Achtergrond Verzuimende werknemers hebben vaak contact met hun huisarts en de bedrijfsarts. Over wat zij vinden van deze contacten is nog weinig bekend. We onderzochten ervaringen van werknemers met en hun opvattingen over deze artsen. Methode UWV stuurde TNO-vragenlijsten naar een steekproef van 5800 verzuimende werknemers. De respons was 42%. Om subgroepen te kunnen vergelijken berekenden we percentages, gemiddelde schaalscores, gepaarde t-toetsen en chi-kwadraattoetsen. Resultaten De respondenten, van wie een groot deel een chronische aandoening rapporteerde (83%), hadden tijdens het verzuim contact met verschillende artsen:
- 89% had minstens 1 keer contact met de huisarts, 65% vaker.
- 92% had minstens 1 keer contact met de bedrijfsarts, 80% vaker.
Wat is bekend?
- Verzuimende werknemers hebben vaak contact met hun huisarts.
- Zij hebben meestal eerder contact met hun huisarts dan met hun bedrijfsarts.
- Huisartsen vragen vaak niet naar werkgerelateerde aspecten van klachten.
Wat is nieuw?
- Verzuimende werknemers zien medisch specialisten meestal als belangrijkste behandelaar.
- Zij hebben desondanks een voorkeur voor de huisarts of bedrijfsarts.
- Zij beoordelen de betrokkenheid van huisartsen bij verzuim positiever dan die van bedrijfsartsen. Daarbij gaat het om aspecten als vertrouwen, houding, communicatie en zelfs kennis over de relatie tussen werk en gezondheid.
- Ook bij werkgerelateerde gezondheidsproblemen bezoeken zij liever hun huisarts dan hun bedrijfsarts.
Inleiding
De begeleiding van verzuimende werknemers is niet probleemloos. Dertig jaar geleden bleek al dat huisartsen vaak niet eens wisten of hun patiënten verzuimden. Zo wel, dan waren ze vaak te optimistisch over het moment van werkhervatting. Verder hadden huisartsen vaak communicatie- en coördinatieproblemen met andere betrokken artsen, zoals de bedrijfsarts.1 Uit recenter onderzoek blijkt dat er sindsdien niet veel was veranderd.234 Veel minder bekend is wat werknemers eigenlijk vinden van betrokkenheid van huisartsen en bedrijfsartsen bij verzuim: welke ervaringen hebben zij met deze artsen? Duidelijk is dat veel werknemers met werkgerelateerde gezondheidsproblemen bij hun huisarts aankloppen, vaak al lang voordat ze zich ziek melden en voordat ze een bedrijfsarts zien.5 Soms volgt er zelfs helemaal geen ziekmelding. De ervaringen en meningen van verzuimende werknemers zijn onderzocht in het kader van het project Ziek en Mondig van het Breed Platform Verzekerden & Werk, de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenverenigingen, Pandora en TNO Arbeid. Dit project liep van 2003 tot en met 2006. Van den Heuvel, Steenbeek en Buijs publiceerden hierover al eerder voor bedrijfsartsen.6 Het onderhavige artikel baseert zich op hetzelfde onderzoek, maar richt zich in de uitwerking op huisartsen. De belangrijkste vraagstellingen waren:
- Hoe zien verzuimende werknemers hun huisarts, vergeleken met hun bedrijfsarts?
- Wat vinden zij daarbij belangrijk?
- Hoe beoordelen zij beide artsen?
- Wat weten ze van de intercollegiale contacten van hun artsen?
Methode
Vragenlijst en onderzoekspopulatie
TNO ontwikkelde een vragenlijst op grond van literatuuronderzoek en twee focusgroepen. De lijst bevat een algemeen deel en twee specifieke delen:
- een deel over verzuim (verzuimduur, gezondheidsklachten, contacten vanwege verzuim, behandelaars, werkaanpassingen, inbreng werknemers);
- een deel over ervaringen van verzuimende werknemers met hun huisarts en bedrijfsarts (houding, vertrouwen, communicatie, tevredenheid, toegankelijkheid, kennis over de relatie tussen gezondheid en werk, de intentie om deze artsen te bezoeken).
Respondenten gaven op een Likertschaal aan in hoeverre ze het eens waren met een bewering (1: ‘helemaal oneens’ tot 5: ‘helemaal eens’). UWV trok vervolgens uit haar bestand een aselecte steekproef van 5800 verzuimende werknemers, representatief naar leeftijd en geslacht, en stuurde hen de vragenlijst toe.
Analyses
Om subgroepen te kunnen vergelijken berekenden we percentages en gemiddelde schaalscores en voerden we gepaarde t-toetsen en chi-kwadraattoetsen uit. Op grond van p- en d-waarden bepaalden we de statistische significantie en relevantie van verschillen. Resultaten worden alleen vermeld bij significantie (p < 0,05) én relevantie (d ≥ 0,20 effectsize).
Resultaten
Kenmerken van de respondenten
De respons was 42% (2410 personen, gemiddelde leeftijd 44 jaar, 43% man). In de totale steekproef verzuimde 75% van de werknemers 13 tot 52 weken, terwijl dit voor 57% van de respondenten gold. We hadden dus een oververtegenwoordiging van kortverzuimers (
Ervaringen en visie
Van alle respondenten had 89% tijdens het verzuim minstens 1 keer contact met de huisarts, 65% 2 of meer keer. Met de bedrijfsarts was iets vaker contact: 92% van de respondenten had dat minimaal 1 keer en 80% vaker dan 1 keer (p < 0,001). Maar als belangrijkste behandelaar kwam de medisch specialist uit de bus (29%), gevolgd door de bewegingstherapeut (18%), de huisarts (17%), de psycholoog (13%) en tot slot de bedrijfsarts (11%).
Opvallend is dat veel werknemers zeiden bij verzuim of terugkeer naar werk het liefst met de huisarts (36%) of de bedrijfsarts (34%) te maken te hebben, en veel minder met de medisch specialist (12%). (Zie tabel 1). Werknemers die hun huisarts of bedrijfsarts de belangrijkste behandelaar vonden, hadden bij verzuim ook een voorkeur voor die arts (82% respectievelijk 84%). Bij andere behandelaars is dat verband minder sterk. Van de respondenten die de specialist, de (bedrijfs-)maatschappelijk werker, de bewegingstherapeut of de psycholoog de belangrijkste behandelaar vonden, had 20 tot 30% toch een voorkeur voor de bedrijfsarts of huisarts. (Zie tabel 1).
Verzuimende werknemer (n = 2203) heeft liefst te maken met: % | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | Huis-arts | Bedrijfs-arts | Maatschappelijk werk | Psycholoog | Bewegingstherapeut | Specialist | Anders | |
Belangrijkste behandelaar (n = 2068) | ||||||||
Geen behandelaar | 4 | 45 | 37 | 0 | 0 | 0 | 18 | 0 |
Bedrijfsarts | 11 | 16 | 84 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Huisarts | 17 | 82 | 18 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
(Bedrijfs)maatschappelijk werk | 4 | 29 | 23 | 48 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Psycholoog | 13 | 20 | 22 | 2 | 56 | 0 | 0 | 0 |
Bewegingstherapeut | 18 | 28 | 25 | 4 | 0 | 43 | 0 | 0 |
Specialist | 29 | 26 | 30 | 0 | 0 | 0 | 44 | 0 |
Anders | 4 | 29 | 25 | 2 | 0 | 0 | 0 | 44 |
Totaal | 36 | 34 | 2 | 7 | 7 | 12 | 2 |
Prioriteiten
We vroegen respondenten om prioriteiten toe te kennen aan zeven aspecten in de relatie met de huis- en bedrijfsarts, die bij ziekteverzuim relevant zijn (tabel 2). Bij huisartsen bleken vertrouwen (81%), onafhankelijkheid (77%) en communicatie (74%) het belangrijkst. Bij bedrijfsartsen lagen de prioriteiten iets anders: vertrouwen (69%), kennis over de relatie werk-gezondheid (68%), communicatie (67%) en onafhankelijkheid (62%). Voor beide artsen scoorde ‘Informatie over taken en bevoegdheden’ het laagst. Werknemers vinden vertrouwen en onafhankelijkheid nog belangrijker bij de huisarts dan bij de bedrijfsarts (p < 0,001). Zij gaven ook aan bij gezondheidsproblemen eerder de huisarts te zullen bezoeken dan de bedrijfsarts (p < 0,001).
Thema’s | Belangrijkst in relatie tot de huisarts (%) | Belangrijkst in relatie tot de bedrijfsarts (%) |
---|---|---|
Vertrouwen in de arts | 81 | 69 |
De arts is onafhankelijk | 77 | 62 |
Goede communicatie met de arts | 74 | 67 |
Positieve houding van de arts | 66 | 59 |
Kennis arts over gezondheid en werk | 61 | 68 |
Intentie om arts te bezoeken | 61 | 40 |
Informatie over taken en bevoegdheden van de arts | 36 | 30 |
Beoordeling
Werknemers beoordeelden huisartsen positiever dan bedrijfsartsen op aspecten als vertrouwen, houding, communicatie en kennis over de relatie tussen werk en gezondheid. Zie tabel 3. Bij gezondheidsproblemen in relatie tot werk zeggen werknemers bij voorkeur naar de huisarts te gaan (86%), en veel minder naar de bedrijfsarts (31%). Hier bestond wel een duidelijke relatie met de behandelaar voor wie men een voorkeur heeft (tabel 1). Wie de huisarts als verzuimbegeleider wil, vertrouwt hem ook meer dan de bedrijfsarts. En andersom: als men de bedrijfsarts prefereert, dan krijgt hij ook het vertrouwen.
Gemiddelde (n = 2221) | ||
---|---|---|
Huisarts | Bedrijfsarts | |
Goede communicatie met de arts | 4,12 | 3,88* |
Positieve houding van de arts | 4,09 | 3,71* |
Tevredenheid over arts | 4,11 | 3,51* |
Kennis arts over gezondheid en werk | 3,82 | 3,47* |
Vertrouwen in de arts | 4,24 | 3,49* |
Intentie om arts te bezoeken | 4,14 | 2,95* |
Contact tussen huisarts en bedrijfsarts
Slechts 8% van de verzuimende werknemers weet of hun huisarts en bedrijfsarts contact hebben (gehad) over hun gezondheidssituatie, en 21% weet of deze artsen het onderling eens zijn over de behandeling. Veel respondenten vinden intercollegiaal contact geen probleem (94%) en vinden het prima als beide artsen toegang hebben tot hun (elektronisch) patiëntendossier (83%), mits ze tevoren hun informed consent kunnen geven.
Beschouwing
Verzuimende werknemers zien graag een belangrijkere rol voor huisartsen bij de begeleiding tijdens ziekteverzuim. Dit ondanks het feit dat zij medisch specialisten het vaakst als hoofdbehandelaar zien. Werknemers verwachten dat hun huisarts, net als hun bedrijfsarts, een bijdrage levert aan het herstel en de terugkeer naar werk. Vertrouwen en communicatie zijn daarbij de belangrijkste kenmerken. Bij huisartsen is daarnaast onafhankelijkheid van belang, bij bedrijfsartsen deskundigheid. Op deze en andere relevante aspecten beoordelen de respondenten huisartsen positiever dan bedrijfsartsen, en zij bezoeken bij werkgerelateerde gezondheidsproblemen dan ook het liefst hun huisarts. Verreweg de meeste patiënten vinden intercollegiaal contact prima, evenals inzage in hun (elektronisch) patiëntendossier, mits met hun toestemming. Maar ze weten meestal niet of hun huisarts en bedrijfsarts daadwerkelijk onderling contact hebben over hun gezondheid of dat er consensus bestaat over de behandeling.
Bij werkgerelateerde gezondheidsproblemen prefereert veruit het grootste deel van de respondenten de huisarts, en slechts een minderheid de bedrijfsarts. Dit is in lijn met ander recent onderzoek. Van 12.500 niet-verzuimende Limburgse werknemers bezocht 35% de huisarts wegens gezondheidsproblemen (voor 1/3 psychisch), tegen 3% de bedrijfsarts.5 En van 555 werknemers met arbeidsgerelateerde psychische problematiek bleek 43% de huisarts te bezoeken in de 2 maanden vóór de ziekmelding, tegen 11% de bedrijfsarts. Een maand ná ziekmelding waren die percentages 74% en 69%. Overigens vroeg maar 26% van de huisartsen bij dat eerste bezoek naar het werk, en 36% deed dat bij het bezoek een maand na de ziekmelding.7 Deze geringe aandacht van huisartsen voor het werk zien we ook in recent ander onderzoek.8 Het is dus opmerkelijk dat de respondenten huisartsen hoger aanslaan dan bedrijfsartsen wat betreft kennis over de relatie tussen gezondheid en werk (tabel 3). Juist bedrijfsartsen zijn daarin specialisten, en zij vinden dat huisartsen onvoldoende weten van arbozorg en relevante wetgeving – wat veel huisartsen zelf beamen.2 Overigens gaf de prioritering van 7 aspecten die bij ziekteverzuim relevant zijn (tabel 2) een ander beeld: respondenten vonden hier dat kennis over de relatie gezondheid-werk meer iets is voor de bedrijfsarts dan voor de huisarts.
Vertrouwen vormt de basis van elk goed patiënt-artscontact. Huisartsen zijn traditioneel dé medische vertrouwenspersonen zonder ‘derden-belangen’, zoals van werkgever of verzekeraars. Bovendien is het medisch geheim bij hen gegarandeerd.9,10 Mogelijk laten respondenten daarom onafhankelijkheid – een voorwaarde voor vertrouwen – bij huisartsen zwaarder wegen dan bij bedrijfsartsen. Werknemers twijfelen, net als huisartsen, nogal eens aan de onafhankelijkheid van bedrijfsartsen. Dit speelt vooral sinds de arbodiensten commercieel zijn gaan werken.2 Om tegenwicht te bieden benadrukt de beroepsvereniging van bedrijfsartsen (NVAB) de professionele onafhankelijkheid van bedrijfsartsen, bijvoorbeeld in haar Professioneel Statuut. Toch toont ons onderzoek weer aan dat patiënten geen optimaal vertrouwen hebben in de bedrijfsarts. Uit ons onderzoek blijkt ook dat de respondenten niet zo veel belangstelling hebben voor informatie over taken en bevoegdheden van de bedrijfsarts. Dat vinden wij zorgelijk: werknemers die weinig afweten van bedrijfsartsen vertrouwen hen namelijk ook minder, waardoor een vicieuze cirkel dreigt.11
Goede intercollegiale communicatie lijkt vanzelfsprekend, maar uit veel onderzoek blijkt dat dit lang niet altijd het geval is.234 Daarom ontwikkelde TNO samen met de LHV en NVAB een leidraad voor afstemming tussen huisarts en bedrijfsarts.12 Werknemers hebben daarin als meest belanghebbenden een actieve rol bij het contact: de arts zet zijn vraagstelling op een speciaal communicatieformulier en na ondertekening neemt de werknemer dat formulier mee naar de andere arts.
Sterke en zwakke punten
Dit onderzoek onder werknemers is het eerste in zijn soort. We gebruikten een omvangrijke steekproef met een in focusgroepen ontwikkelde vragenlijst. De respons van 42% is redelijk goed voor dit type onderzoek. Een beperking is het ontbreken van een non-responsanalyse. De respondenten verzuimden vaker een korte tijd dan de non-respondenten. In lijn met andere onderzoeken kunnen we verwachten dat de respondenten minder ziek zijn en minder last hebben van hun ziekte bij terugkeer naar werk dan non-respondenten. Deze laatsten hebben daarom waarschijnlijk nog meer behoefte aan ondersteuning, van de huisarts en/of van anderen.
Mogelijke gevolgen
Dit eerste grote onderzoek naar de visie van werknemers op hun huisarts en bedrijfsarts tijdens ziekteverzuim, laat een sterke voorkeur zien voor de huisarts. Deze uitkomst is wellicht verrassend voor huisartsen. Het verdient nadere beschouwing, mede tegen de achtergrond van de scheiding tussen behandeling en controle.13 Moeten huisartsen aan de wens van patiënten tegemoetkomen en zich meer met verzuim bezighouden? Dat biedt zeker kansen, bijvoorbeeld voor de huisartsenambitie om chronische aandoeningen te begeleiden.14 Veel respondenten (83%) rapporteerden chronische aandoeningen en het RIVM verwacht op dit gebied een aanzienlijke verdere stijging.15 Huisartsen hebben bovendien een goede positie om langdurig verzuim op tijd te signaleren,8 juist ook bij chronische aandoeningen.16 Uit een representatieve steekproef onder huisartsen2 bleek de beroepsgroep het als een huisartsentaak te zien om werkstakings- en werkhervattingenadviezen te geven (dit vond respectievelijk 88% en 74% van de respondenten). Overigens bleek de praktijk anders: slechts 39% van de huisartsen gaf altijd of vaak zo’n werkstakingsadvies; voor werkhervattingsadviezen was dat 35%. Huisartsen kunnen ten slotte misschien beducht zijn voor lastige arbeidsgerelateerde vragen, maar het is niet nodig altijd een antwoord te hebben. Daar zijn juist bedrijfsartsen voor, die trouwens in goed onderling overleg ook behandelingen (gedeeltelijk) kunnen overnemen, zoals bij arbeidsgerelateerde psychische problematiek.17 Dat vereist wel goede afstemming, zoals ook gewenst door 8 op de 10 huisartsen en bedrijfsartsen uit de zojuist genoemde steekproef.2
Conclusie
De resultaten van dit onderzoek bieden huisartsen en bedrijfsartsen veel aanknopingspunten om hun betrokkenheid bij verzuim te verbeteren en te coördineren, gewenst door en in het belang van de betrokken werknemers. Die laatsten verwachten bij ziekteverzuim meer betrokkenheid van de bedrijfsarts, maar zeker ook van de huisarts, voor wie zij in meerdere opzichten een voorkeur hebben.
Literatuur
- 1.↲Groothoff JW. Gezondheidszorg en 3-maands verzuimgevallen. TvSG 1981;59:42-9.
- 2.↲↲↲↲↲↲Buijs PC. Gebrek aan arbocuratieve afstemming: van verleden tot heden, deel 3. TBV 2001;9:177-82. Zie ook Buijs PC, Van Amstel R, Van Dijk FJ. Dutch occupational physicians and general practitioners wish to improve co-operation. Occup Environ Med 1999 (56), 709-713.
- 3.↲↲Nauta N. Een vertrouwenskwestie? Over het samenwerken van huisartsen en bedrijfsartsen (diss). Rotterdam: Optima Grafische Vormgeving, 2004.
- 4.↲↲Bakker RH. Samenwerking huisarts - bedrijfsarts (diss). Groningen: RUG, 2005.
- 5.↲↲Andrea H, Metsemakers JFM, Kant Y, Beurskens AJHM, Swaen GMH, Van Schayck CP. Seeking help in relation to work - visiting the occupational physician or the general practitioner. Occ Med 2004;54: 419-21.
- 6.Van den Heuvel FMM, Steenbeek R, Buijs PC. Werknemers wensen bij verzuim een prominentere rol van bedrijfsarts én huisarts. TBV 2006;7:299-306.
- 7.↲Anema JR, Jettinghoff K, Houtman I, Schoemaker C, Buijs PC, Van den Berg R. Medical care of employees long-term sick listed due to mental health problems: a cohort study to describe and compare the care of the OP and GP. J Occup Rehab 2006;16:41-52.
- 8.↲↲Van Dijk PCM, Hogervorst VWG, Buijs PC, Van Dijk FJH. The potential role of Dutch GPs in imminent long-lasting sickness absence. Eur J Gen Pract 2006;12:74-6.
- 9.Werkgroep Functie- en Taakomschrijving Huisartsenzorg. Huisartsenzorg en Huisartsenvoorziening. Concretisering Toekomstvisie 2012. Utrecht. NHG 2003.
- 10.Leenen HJJ. Gezondheidszorg en recht. Alphen a/d Rijn: Samson, 1981.
- 11.↲Steenbeek R, Van den Heuvel FMM, Buijs PC. Werknemers weten te weinig over hun rechten en handelingsmogelijkheden in relatie tot de bedrijfsarts. TBV 2006;7:306-11.
- 12.↲Anema JR, Buijs PC, Van Putten DJ (2001) Samenwerking tussen huisartsen en bedrijfsartsen: een praktische leidraad. Med Contact 20, 790-93. Zie ook de hieraan gewijde speciale uitgave van De Huisarts en het TBV, maart 2002.
- 13.↲Buijs PC, Tudor Hart J. Why Dutch GPs do not certify. Br J Gen Pract 1997;12:860-1.
- 14.↲Van Weel C, Orbon K, Van der Gulden J, Buijs PC, Folgering J, Thoonen B, et al. Occupational health and general practice: from opportunities lost to opportunities capitalised. Med Lav 2006; 97:288-94.
- 15.↲VWS Preventienota: Gezond zijn, gezond blijven, een visie op gezondheid en preventie. Den Haag, ministerie van volksgezondheid, welzijn en sport. 2007.
- 16.↲Steenbeek R, Ybema JF. De relatie tussen medische consumptie en verzuim bij personeel van een groot ziekenhuis. TSG 2007;85:337-44.
- 17.↲Buijs PC, Anema JR, Evers M, Van Dijk FJH, Van der Klink JJL. How GPs can manage work-related psychological complaints: design and pilot of a guideline. A contribution to solve a big problem. Eur J Gen Pract 2006;12:138-41.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.