Het beleid is primair gericht op het uitsluiten of aantonen van een maligniteit. Vraag naar de aard van de bloeding: duur, hoeveelheid, relatie met coïtus, leeftijd waarop de menopauze begon en pessariumgebruik. Vraag ook naar andere klachten: afscheiding, pijn, koorts, verandering in mictie of defaecatie, risico op soa’s en medicijngebruik, met name hormonale medicatie en antistolling.
Verricht daarna gynaecologisch onderzoek om de bloeding te lokaliseren: inspectie van de anogenitale regio (laesies vulva of perineum, hemorroïden), speculumonderzoek (atrofie of decubitus vaginawand, bloedende portio, cervixpoliep), vaginaal toucher (afwijkingen uterus of ovaria: zwelling, pijn), cytologisch onderzoek van de cervix (uitsluiten cervixcarcinoom) en eventueel soa-diagnostiek.
Laat een transvaginale echo verrichten om een endometriumcarcinoom uit te sluiten, tenzij de bron van de bloeding zeker is. In veel plaatsen kan deze echo direct door de huisarts worden aangevraagd. Bij een dikte van het endometrium ≤ 4 mm is de kans op een carcinoom minder dan 1% en kan worden afgewacht.
Verwijs naar de gynaecoloog bij een endometriumdikte van meer dan 5 mm of bij persisterend bloedverlies voor nadere diagnostiek in de vorm van endometriumbiopsie (Pipelle-aspiratie) of hysteroscopie. Endometriumhyperplasie vereist histologisch onderzoek met beoordeling op atypie. Is atypie afwezig dan is behandeling met progestagenen geïndiceerd. Bij atypische hyperplasie is een uterusextripatie vaak de enige optie.
Een lastige situatie ontstaat als vrouwen continue hormonale substitutietherapie (HST) gebruiken met zowel oestrogenen als gestagenen. In het begin geeft dit nogal eens irregulair bloedverlies. Wacht dan zes maanden af, daarna is verder onderzoek nodig. Bij irregulair bloedverlies vóór de aanvang van de HST is aan te raden dit onderzoek te doen voor de start van een hormonale behandeling.
Behandel de onderliggende aandoening als maligniteiten en endometriumhyperplasie zijn uitgesloten; schrijf bijvoorbeeld lokale oestrogenen voor bij atrofie of decubitus bij pessariumgebruik.