Het coderen van een diagnose bij een voorschrift geeft inzicht in voorschrijfpatronen. In de loop van 2000 zijn de LINH-huisartsen hiermee ‘en groupe’ begonnen. Hieronder presenteren we een overzicht van de eerste resultaten.
Waarvoor schrijven huisartsen voor?
Twee derde van de klachten waarvoor patiënten middelen voorgeschreven krijgen, vallen binnen de ICPC-gecodeerde diagnosegroepen tractus circulatorius (K), tractus respiratorius (R), bewegingsapparaat (L) en huid en subcutis (S) ( figuur 1).
Wat schrijven zij voor?
Van de tien geneesmiddelen die de huisarts het vaakst voorschrijft behoren er zes tot de psychofarmaca en analgetica. In de top-10, die 14% van alle uitgeschreven recepten bestrijkt, staat oxazepam bovenaan, op de voet gevolgd door diclofenac ( figuur 3).
Wat voor wat?
Het zal duidelijk zijn dat de top-10's van recepten en diagnoses niet zonder meer over elkaar zijn te leggen: oxazepam is niet het meest voorgeschreven middel aan patiënten met ‘hypertensie zonder orgaanbeschadiging’. De meeste middelen in de top-10 danken hun notering aan een breed voorschrijfgebied (analgetica) of aan een hoge prevalentie van de aandoening(en) waarvoor zij worden voorgeschreven. Artsen kunnen voor een patiënt met bijvoorbeeld ‘hypertensie zonder orgaanbeschadiging’ kiezen uit een scala van middelen, die elk afzonderlijk dan niet in de top-10 komen. Dat er drie psychofarmaca in de top-10 staan, is te verklaren uit het feit dat er drie diagnoses uit het hoofdstuk ‘psychische problemen’ (P) in de diagnose top-10 staan. Zo'n 80% van de middelen voorgeschreven voor deze diagnoses is een psychofarmacon. Daarnaast schrijven artsen deze middelen ook wel eens voor aan patiënten met andere diagnoses.
Een breder perspectief
De top-10 van door LINH-artsen uitgeschreven recepten komt vrij goed overeen met de top-10 zoals samengesteld door de Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK). De SFK verzamelt gegevens van afgeleverde geneesmiddelen van 75% van de openbare apotheken. Deze database bevat ook specialistenreceptuur en vrij verkrijgbare middelen. Dit laatste kan de hogere plaats verklaren die paracetamol (2) en acetylsalicylzuur (6) innemen bij de SFK top-10. Paroxetine komt in de SFK-top-10 niet voor. De (toenemende) beschikbaarheid van de ICPC-gecodeerde diagnose bij elk voorschrift maakt de LINH-database uniek in Nederland. De extra informatie maakt het mogelijk een link te leggen tussen aandoening en geneesmiddel op macroniveau, waardoor antwoorden op een breed scala aan potentiële onderzoeksen beleidsvragen in het vizier komen.
De hier beschreven analyses zijn uitgevoerd op LINH-gegevens. LINH is een project van WOK, NIVEL, LHV en NHG. In 2001 participeerden ruim 120 huisartsenpraktijken. Zie voor meer informatie over LINH en over de hier beschreven gegevens www.linh.nl. Reacties naar info@linh.nl.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.